De vrouw heeft in het principaal hoger beroep verzocht -kort gezegd- de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende:
Primair:
de verzoeken van de man zoals ingediend in eerste aanleg alsnog af te wijzen als ongegrond en onbewezen,
Subsidiair:
-te bepalen dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001 en
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
met ingang van datum beschikking, althans met ingang van een datum die het hof juist acht, nader wordt vastgesteld op € 284,70 per maand per kind, te vermeerderen met de wettelijke indexering vanaf 1 januari 2018 dan wel vanaf 1 januari 2017, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen;
-te bepalen dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van:
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006 en
- [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
met ingang van datum beschikking, althans met ingang van een datum zoals u in deze juist acht, nader wordt vastgesteld op € 350,40 per kind per maand, te vermeerderen met de
wettelijke indexering vanaf 1 januari 2018, dan wel vanaf 1 januari 2017, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
-te bepalen dat de onderhoudsbijdrage van de man aan de vrouw met ingang van datum beschikking, althans met ingang van een datum die het hof juist acht, wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.130,- per maand, althans op een bedrag dat het hof juist acht.