ECLI:NL:GHSHE:2018:2090
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en incidentele vordering tot voeging in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.G.A.M. Spoormans, had hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had op 18 april 2017 een exploot van dagvaarding ingediend, maar de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B.G. Arends, was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. De appellant kreeg een termijn voor het indienen van de memorie van grieven, maar heeft deze termijn niet nageleefd. Het hof oordeelde dat het recht van de appellant om de memorie van grieven te nemen was vervallen, omdat hij niet binnen de gestelde termijn had gehandeld en geen uitstel had aangevraagd. Hierdoor werd de appellant niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Daarnaast was er een incidentele vordering tot voeging ingediend door de appellant, die ook werd afgewezen. Het hof overwoog dat de doelstelling van voeging niet werd gediend, aangezien de hoofdzaak niet-ontvankelijk was verklaard. De kosten van de procedure in hoger beroep en het incident werden voor rekening van de appellant gesteld. Het hof benadrukte dat de appellant als in het ongelijk gestelde partij de kosten moest vergoeden, inclusief griffierecht en salaris advocaat.