3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Wijlen mevrouw [erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster) was de moeder van [appellant] . Zij is overleden op [datum overlijden] 2010. [appellant] is samen met zijn drie broers (die in eerste aanleg met hem als eisers in conventie, verweerders in reconventie optraden en die samen met [appellant] hierna de erven zullen worden genoemd) haar erfgenaam.
b) Erflaatster woonde voor haar overlijden in het huis aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning). [de vennootschap] had aan erflaatster een aantal hypothecaire leningen verstrekt waarvoor op de woning recht van hypotheek is gevestigd.
c) In het kader van een executietraject heeft [de vennootschap] de woning bij overeenkomst van 31 maart 2014 onderhands aan [geïntimeerden] verkocht voor € 480.000,--. In de koopovereenkomst is onder meer vermeld:
“De koop geschiedt onder de opschortende voorwaarde dat de voorzieningenrechter zijn toestemming als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 BW aan deze koop verleent (…)
Terzake van deze openbare executie speelt een executiegeschil, waarin door de Eigenaar de bevoegdheid van Verkoper om te veilen betwist wordt. Op 8 april aanstaande zal de rechter daarover uitspraak doen. Indien Verkoper veroordeelt wordt om de veiling stop te zetten, is deze koopovereenkomst ontbonden.”
d) Een e-mail van maandag 31 maart 2014 (15.35 uur) is blijkens de aanhef van dat stuk verzonden door [broer van appellant 1] aan [broer van appellant 2] en heeft de volgende inhoud:
“Geachte Mr. [geïntimeerde 1] ,
Wij zijn de erfgenamen van het pand waarop Uw bod aan [de vennootschap] geaccepteerd is. Wij weten dat de notaris en [de vennootschap] aan U verzwegen hebben alle feiten waar te maken over de rechtstand betreffende de executieveiling; er loopt een bodemprocedure, waarin wij krediet van [de vennootschap] claimen door onrechtmatige renteverhogingen en die voldoende zijn om de executieveiling onrechtmatig te maken. Verder loopt een kortgeding om deze veiling te stoppen, waar geen kennismaking van Uw bod a/d rechter gemaakt is door [de vennootschap] .
Wij begrijpen dat U hoogstwaarschijnlijk door [de vennootschap] en de Notaris misleidt bent en wensen dat U op grond hiervan Uw bod aan de bank terugtrekt.
(…)
[appellant] ”
e)Bij vonnis in kort geding van 8 april 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vordering van de erven tot stopzetting van de executie afgewezen. De erven hadden aan hun vordering ten grondslag gelegd dat [de vennootschap] niet bevoegd was gebruik te maken van haar recht van parate executie, dan wel die bevoegdheid misbruikte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de erven in verzuim verkeerden met de nakoming van hun betalingsverplichtingen aan [de vennootschap] .
f) Bij beschikking van 21 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter toestemming voor onderhandse verkoop van de woning aan [geïntimeerden] gegeven, voor de prijs van € 480.000,--. Geoordeeld is daarbij dat de erven in verzuim waren met de nakoming van hun verplichtingen jegens [de vennootschap] , zodat laatstgenoemde bevoegd was tot uitwinning van haar hypotheekrecht over te gaan.
g) [geïntimeerden] waren op grond van de onder c) genoemde overeenkomst verplicht de woning uiterlijk op 1 september 2014 af te nemen.
h) Bij brief van 31 augustus 2014 heeft een Amerikaanse advocaat namens één van de erven aan [geïntimeerden] onder meer meegedeeld:
“My client has informed you and all other bidders of possible mortgage fraude committed by [de vennootschap] before you accepted the purchase and sale of[de woning].
Based on this notice, alle bidders for the tender have withdrawn their bids except you. (…)
My client has a lawsuit in (…) [plaats 2] (…) highlighting the mortgage fraud committed by [de vennootschap] and establishing my client isnotin breach default of mortgage payments. We assume neither the bank nor the notary has informed you of the legal issues and the risk of liability. (…)”
i. i) Bij brief van 1 september 2014 heeft de advocaat van de erven onder meer aan [geïntimeerden] meegedeeld:
“Cliënten hebben u meerdere malen aangegeven dat de executie niet rechtmatig is daar (….) [de vennootschap] geen vordering heeft. Cliënten hebben juist een vordering op [de vennootschap] wegens jarenlang teveel betaalde hypotheekrente als nader uiteengezet in bijgaand verzoekschrift (….).Het registergoed, het ouderlijk huis van cliënten, wordt dinsdag 2 september 2014 aan U geleverd na veiling.
Nu de grondslag van de executie en daarmee de verkoop en levering wegvalt, zal de overdracht niet mogelijk zijn. Via deze weg sommeer ik u dan ook niet verder mee te werken aan de overdracht van dit registergoed. Mocht u aan deze sommatie geen gehoor geven, dan stel ik u via onderhavig schrijven aansprakelijk voor de schade die cliënten daardoor lijden en zullen lijden (…).”
j) De levering van de woning aan [geïntimeerden] begin september 2014 is niet doorgegaan omdat ook de notaris door de erven was aangesproken en deze niet wilde meewerken aan het transport. [de vennootschap] wenste evenwel nakoming van de koopovereenkomst door [geïntimeerden]
k) Bij een vonnis van 5 november 2014 in een door de erven tegen [de vennootschap] aangespannen procedure heeft de rechtbank Limburg de vorderingen van de erven afgewezen. De rechtbank oordeelde in dat vonnis dat de erven gebonden zijn aan de tussen erflaatster en [de vennootschap] gesloten (hypothecaire) overeenkomsten, dat erflaatster akkoord is gegaan met de offerte die vooraf is gegaan aan een hypotheekakte van 19 mei 2006 (waarbij de leningen waarvoor de woning hypothecair verbonden was zijn verhoogd tot een bedrag van € 721.622,-- en) waarbij voor het eerst vaste, in plaats van variabele, rentes zijn overeengekomen. Volgens het vonnis heeft erflaatster tot haar overlijden op [datum overlijden] 2010 steeds aan haar betalingsverplichtingen jegens [de vennootschap] voldaan.
l) De erven zijn tegen voormeld vonnis in hoger beroep gegaan.
m) Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 6 januari 2015 is de vordering van de erven tot schorsing van de executie door [de vennootschap] afgewezen. De vordering van [de vennootschap] in reconventie tot ontruiming van de woning is bij dat vonnis toegewezen. Ook in dit vonnis is geoordeeld dat de erven in verzuim verkeren ter zake van de nakoming van hun betalingsverplichtingen jegens [de vennootschap] en dat [de vennootschap] in beginsel bevoegd is tot uitwinning van haar hypotheekrecht.
n) Op 6 januari 2015 heeft [de vennootschap] de woning doen ontruimen. Op 8 januari 2015 is de woning aan [geïntimeerden] geleverd.
o) Op 10 juni 2015 is vonnis gewezen in de procedure die de erven hadden aangespannen tegen de notaris die betrokken was bij de executoriale verkoop van de woning aan [geïntimeerden] Alle vorderingen van de erven zijn bij dat vonnis afgewezen.