[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1995,
wonende te [adres 1] .
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 750,00 ter zake van de immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Nu [benadeelde partij 2] als benadeelde partij niet uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat zij haar vordering in hoger beroep wenst te handhaven, is deze vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.
In het dossier bevindt zich een ‘wensenformulier’ d.d. 18 oktober 2017, afkomstig van het Slachtofferinformatiepunt, waaruit blijkt dat de heer [benadeelde partij 3] als benadeelde partij zijn ingediende verzoek tot schadevergoeding wenst te handhaven. Het hof stelt echter vast dat de door [benadeelde partij 3] ingestelde vordering in eerste aanleg slechts is ingesteld in de zaak van [medeverdachte 1] . Aldus bestaat de mogelijkheid tot het handhaven van deze vordering in de zaak van de verdachte niet. Mitsdien is deze vordering in de voorliggende zaak niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing op het onder parketnummer 03-700479-16 onder 1 ten laste gelegde, het vonnis voor het overige zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 03-700479-16 onder 2 primair en onder parketnummer 03-866033-17 is ten laste gelegd;
- ter zake van de bewezen verklaarde feiten aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest;
- aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel dezelfde bijzondere voorwaarden zal verbinden als de rechtbank bij het beroepen vonnis heeft gedaan;
- de vordering van [benadeelde partij 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 2.500,00 ter zake van de immateriële schade en tot een bedrag van € 385,00 ter zake van de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de inbeslaggenomen knuppel en hamer verbeurd zal verklaren en de bewaring zal bevelen van het inbeslaggenomen mes.
Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd en voorts is verzocht de aan de schadevergoedingsmaatregel verbonden vervangende hechtenis te beperken. Voor het overige is verzocht het vonnis te bevestigen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder parketnummer 03-700479-16 onder 1 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte echter geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-700479-16:
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Beek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1] (geboren op 13 april 2016), heeft/hebben onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende (te weten [benadeelde partij 1] ), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van [benadeelde partij 1] ), toen en daar tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, die minderjarige meegenomen (en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of gehouden) en heeft/hebben hij en/of (een van) zijn mededader(s) daarbij een list en/of geweld en/of bedreiging met geweld gebezigd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- zich toegang verschaft tot de woning van die [benadeelde partij 1] , aan de [adres 2] en/of
- voornoemde [benadeelde partij 1] de woorden toegevoegd: "Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord dan is het wel morgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [benadeelde partij 1] van achter vastgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam van die [benadeelde partij 1] geslagen en daarbij de woorden toegevoegd: "Sterf maar, sterf maar", althans woorden van gelijke strekking en/of aard, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hamer, althans met een hard voorwerp, in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde partij 1] geslagen en/of
- terwijl de minderjarige zich samen met [benadeelde partij 2] in de badkamer bevond, met een hard voorwerp op de deur van deze badkamer geslagen en zich de toegang tot deze badkamer verschaft en/of
- meermalen, althans eenmaal, geroepen: "Geef het kind" en/of
- [benadeelde partij 2] in het gelaat geslagen en de minderjarige uit haar handen getrokken en/of
- zich met de minderjarige richting de voordeur begeven, terwijl een mes op het gezicht van de minderjarige was gericht en daarbij de woorden toegevoegd "Ik geen kind, dan jij ook geen kind", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met de minderjarige de woning verlaten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren op 13 april 2016) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- zich toegang verschaft tot de woning van die [benadeelde partij 1] , aan de [adres 2] en/of
- voornoemde [benadeelde partij 1] de woorden toegevoegd: "Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord dan is het wel morgen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [benadeelde partij 1] van achter vastgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam van die [benadeelde partij 1] geslagen en daarbij de woorden toegevoegd: "Sterf maar, sterf maar", althans woorden van gelijke strekking en/of aard, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hamer, althans met een hard voorwerp, in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde partij 1] geslagen en/of
- terwijl de minderjarige zich samen met [benadeelde partij 2] in de badkamer bevond, met een hard voorwerp op de deur van deze badkamer geslagen en zich de toegang tot deze badkamer verschaft en/of
- meermalen, althans eenmaal, geroepen: "Geef het kind" en/of
- [benadeelde partij 2] in het gelaat geslagen en de minderjarige uit haar handen getrokken en/of
- zich met de minderjarige richting de voordeur begeven, terwijl een mes op het gezicht van de minderjarige was gericht en daarbij de woorden toegevoegd "Ik geen kind, dan jij ook geen kind", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met de minderjarige de woning verlaten;
Zaak met parketnummer 03-866044-17:hij op of omstreeks 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) goed(eren), te weten een (toegangs)poort en/of een voordeur en/of een (badkamer)deur van een woning, gelegen aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700479-16 onder 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-866044-17 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-700479-16:
2.
hij op 9 oktober 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1] (geboren op 13 april 2016), heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende (te weten [benadeelde partij 1] ), immers heeft verdachte in strijd met de afspraken en zonder toestemming van [benadeelde partij 1] , toen en daar tezamen en in vereniging met anderen die minderjarige meegenomen en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en de invloedssfeer van die [benadeelde partij 1] gebracht en gehouden en hebben hij en zijn mededaders daarbij geweld en bedreiging met geweld gebezigd, immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- zich toegang verschaft tot de woning van die [benadeelde partij 1] , aan de [adres 2] en
- voornoemde [benadeelde partij 1] de woorden toegevoegd: "Ik kom mijn jongen halen en als ik jou nu niet vermoord dan is het wel morgen" en
- voornoemde [benadeelde partij 1] van achteren vastgepakt en
- met een honkbalknuppel op het hoofd van die [benadeelde partij 1] geslagen en daarbij de woorden toegevoegd: "Sterf maar, sterf maar" en
- terwijl de minderjarige zich samen met [benadeelde partij 2] in de badkamer bevond, met een hard voorwerp op de deur van deze badkamer geslagen en zich de toegang tot deze badkamer verschaft en
- meermalen geroepen: "Geef het kind" en
- [benadeelde partij 2] in het gelaat geslagen en de minderjarige uit haar handen getrokken en
- zich met de minderjarige richting de voordeur begeven, terwijl een mes op het gezicht van de minderjarige was gericht en daarbij de woorden toegevoegd "Ik geen kind, dan jij ook geen kind", en
- met de minderjarige de woning verlaten;
Zaak met parketnummer 03-866044-17:
hij op 9 oktober 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk goederen, te weten een (toegangs)poort en een voordeur van een woning, gelegen aan de [adres 2] , die aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het eindproces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad / HIC, onderzoek LB2R016166 MOLDAVIET, proces-verbaalnummer 2016187168, op 16 januari 2017 in de wettige vorm opgemaakt en gesloten door [verbalisant 1] , brigadier van politie, met bijlagen, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-267.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
1.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 januari 2018, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 9 oktober 2016 ben ik samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de woning van [benadeelde partij 1] gegaan, gelegen aan de [adres 2] , om het zoontje van [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] , te gaan halen.
[medeverdachte 1] is mijn vriend. Ik zag hem elke dag meer stukgaan omdat hij zijn kind niet mag zien. We waren boos en op enig moment werd het ons te veel. Op 9 oktober 2016 was ik dan ook redelijk opgefokt toen ik naar de woning van [benadeelde partij 1] reed. We hadden van tevoren geblowd.
Het klopt dat we met de auto de poort hebben geramd. Het klopt ook dat we een honkbalknuppel bij ons hadden.
Ik heb meegedaan aan de ontvoering van een baby. Bij die ontvoering is veel geweld gebruikt.
Toen ik binnen kwam lopen was het kind te midden van alle hectiek. In de woning heb ik het kind aangepakt en mee naar buiten genomen om ons plan uit te voeren. Het plan was om het kind weg te halen. Ik ben met het kind naar de auto gerend en ik ben achter het stuur gaan zitten. Ik zat ook op de heenweg achter het stuur. Eenmaal in de auto heb ik het kind overgegeven. Vervolgens ben ik met een behoorlijke vaart weggereden.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 244-250, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde partij 1] :
Ik was vandaag op het adres [adres 2]. Dat is het adres waar ik woon.
Toen hoorde ik op enig moment een geluid vanuit de voordeur komen. Ik ben toen naar het geluid toe gelopen. Ik zag toen [medeverdachte 1] , mijn ex, in de hal staan. Hij bleek het raam van de voordeur kapot te hebben gemaakt. Ik zag dat het glas van de voordeur volledig in diggelen lag. De voordeur stond open. Hij had een ijzeren glanzend blauwe honkbalknuppel in zijn rechterhand.
Ik riep toen naar [benadeelde partij 2] : “Daar is [medeverdachte 1] , ga met [slachtoffer 1] weg.” Ik zag toen dat [benadeelde partij 2] met [slachtoffer 1] in haar armen naar de badkamer rende. [medeverdachte 1] kwam toen op mij afgelopen. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen: “Ik kom mijn jongen halen, en als ik jou nu niet vermoord, dan is het wel morgen.”
Ondertussen kwam [verdachte] ook binnen, een vriend van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] was er ook bij, samen met [medeverdachte 3] . Ik werd van achteren vastgepakt. [medeverdachte 1] sloeg toen met de honkbalknuppel meerdere malen bovenop mijn hoofd. Ik voelde pijn aan mijn hoofd.
Ik zag dat [medeverdachte 1] voluit de schouder sloeg. Ik zag dat hij flinke slagen maakte met zijn rechterarm in de richting van mijn hoofd. Ik voelde de knuppel vol op mijn hoofd komen. Ik hoorde hem ondertussen zeggen: “Sterf maar, sterf maar.”
Toen zag ik [medeverdachte 1] naar de badkamer lopen. De badkamer ligt op de begane grond, bij de keuken. Daar hebben ze met de hamer of de knuppel de deur opengeslagen van de badkamer.
Inmiddels was ik met [medeverdachte 2] aan het vechten. Ze sloeg me op mijn gezicht met haar beide vuisten.
Mijn zus [benadeelde partij 2] werd op enig moment geslagen, terwijl zij [slachtoffer 1] op de arm droeg. Dat heeft ze mij verteld.
Toen kwam [medeverdachte 1] dus uiteindelijk met [slachtoffer 1] richting de voordeur gerend. Rondom dit moment ergens, zag ik dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] op de linkerarm droeg, met het gezichtje naar zich toe. Met de andere hand zag ik dat hij het lemmet van een zilver zakmes / inklapbaar mes (10 a 15 centimeter) richting [slachtoffer 1] hield. Ik zag dat hij een snijvalk van het lemmet onder langs de linkerwang van [slachtoffer 1] hield. Ik hoorde hem toen zeggen: “Ik geen kind, dan jij ook geen kind.”
Ik probeerde [slachtoffer 1] uit de handen van [medeverdachte 1] te pakken. Toen ik [slachtoffer 1] wilde pakken, hoorde ik [medeverdachte 1] tegen [verdachte] zeggen: “Hier pik, pak jij hem, en ga vast in de auto zitten.” Ik zag toen dat [verdachte] [slachtoffer 1] vastpakte en met hem richting de auto rende.
Op datzelfde moment voelde ik dat ik door [medeverdachte 3] gewurgd werd.
[medeverdachte 3] trok mij aan de haren de grond op. Ik viel op het glas. [medeverdachte 3] rende toen ook richting de auto. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren in de tussentijd al naar de auto gerend.
Ik had het vermoeden dat ze alle vier in de auto zaten. Ik zag toen dat aan de bestuurderskant het raam open was. Het raam was geheel naar beneden geschoven. Ik ben aan de bovenkant van de portier gaan hangen.
Toen reed de auto met volle snelheid weg in de richting van de [straat] . Ik hield op dat moment het portier vast. Toen ze zo hard optrokken, kon ik mij na een aantal meter niet meer vasthouden. Ik viel vervolgens op de weg.
Ik ben meerderjarig verklaard en ik heb het gezag over [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] is wel biologisch gezien de vader, maar hij heeft geen enkel recht of iets dergelijks.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, doorgenummerde dossierpagina’s 251-254, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde partij 2] :
Op 9 oktober 2016 bevond ik mij in de woning, gelegen aan de [adres 2] . Ik hoorde een geluid dat ik niet herkende. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en een vierde persoon in de gang staan. Ik zag dat het glas van de voordeur kapot was.
Ik ben naar [slachtoffer 1] toegelopen. Ik ben toen samen met [slachtoffer 1] naar de badkamer toegelopen en heb hier meteen de deur op slot gedraaid. Voor ik het wist hadden ze de deur van de badkamer ingeslagen en stonden ze in de
badkamer. Ik zag dat de deur openging en dat [medeverdachte 1] naar me toegelopen kwam. Ik zag nog twee personen achter hem staan. [medeverdachte 1] hield iets in zijn handen, ik heb niet gezien wat het was. Ik vermoed een hamer of een knuppel. Hij dreigde hiermee en schreeuwde tegen me: “geef het kind”. Dit heeft hij meerdere keren geschreeuwd. Ik werd plotseling geduwd en kreeg een slag in mijn gezicht. Plotseling werd [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] uit mijn handen getrokken. Ik zag dat [medeverdachte 1] wegliep met [slachtoffer 1] .
Ik wilde ze achterna lopen maar in de gang aangekomen kwam ik [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] tegen. [medeverdachte 3] pakte me vast bij mijn haren en begon er hard aan te trekken. Ik voelde dat ik op mijn lichaam geslagen en geduwd werd. De slagen op mijn lichaam deden pijn.
Ze namen [slachtoffer 1] mee. Overal lag glas en bloed.
Ik heb tijdens het incident ergens een mes voorbij zien komen.
4.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 255-256, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde partij 3] :
Ik doe aangifte van vernieling gepleegd tegen mijn goederen en in mijn woning, [adres 2] . Op 9 oktober 2016 werd met een auto door mijn afgesloten poort gereden waardoor deze vernield werd.
Ik zag dat de poort kapot was door grof geweld. Ik zag dat de ruit van de voordeur kapot was.
Ik kon zien dat de deur van de badkamer vernield was. Er was een groot gat in de deur geslagen zodat men via het gat de deur van buitenuit kon openen.
5.
Het proces-verbaal van uitkijken camerabeelden, doorgenummerde dossierpagina’s 8-21, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :
Op 9 oktober 2016 te 15:50:28 uur komt een voertuig, kleur zilvergrijs aangereden op de [adres 2] in Heerlen.
Het voertuig stopt ongeveer 10 meter verder dan de oprit van perceel [adres 2] en rijdt vervolgens achteruit, en draait naar links in de richting van de oprit.
Het stalen toegangshek is gesloten.
Bij het achteruit rijden stopt het voertuig niet en ramt het stalen toegangshek dat vervolgens open gaat.
Het voorportier van de bijrijderszijde gaat open en het achterportier achter de
bestuurder open. De bijrijder betreft een vrouw met zwart shirt met korte mouw en ze draagt een spijkerbroek.
De man die achter de bestuurder zat komt uit de auto en loopt de oprit op. De man heeft een blauwe honkbalknuppel met rood opschrift in de beide handen. Op dat moment gaat het rechter achterportier open en daar stapt nog een vrouw uit.
De man met de blauwe honkbalknuppel loopt in de richting van de voordeur. De vrouw die eveneens op de achterbank zat loopt achter hem aan. Achter haar loopt de bijrijder.
De bestuurder van het voertuig blijft in de auto zitten.
Om 15:51:44 uur stapt de bestuurder van het voertuig uit. De bestuurder, een man, is gekleed in een grijs shirt, met daar op een grijs vest met capuchon, een zwarte joggingbroek met wit opschrift en grijze sportschoenen. De man rent eveneens in de richting van de voordeur.
Om 15.52.00 uur komt de bestuurder van het voertuig naar buiten met een jong kind in zijn armen. Achter hem loopt de bijrijder, een jonge vrouw.
De man met kind en de vrouw lopen en de richting van de auto en stappen in. De man geeft het kind aan de vrouw die vervolgens in stapt op de brijrijdersplaats. De man neemt plaats achter (het hof begrijpt: op) de bestuurdersplaats.
De man die met een honkbalknuppel naar binnen ging komt naar buiten gerend. Hij heeft niets meer in zijn handen.
De man neemt plaats achter de bestuurder. Er komen op dat moment twee vrouwen naar buiten. Een vrouw met blonde haren, gekleed in een badjas met tijgerprint, wordt aan haar haren getrokken en vastgehouden door de vrouw die als passagier achter de bijrijder zat.
Gedurende het lopen naar de auto wordt er continu geduwd en getrokken. De vrouw met (het hof begrijpt: badjas met) tijgerprint, die later bleek de moeder van het kind te zijn, wordt met harde hand tegen de achterzijde van de auto geduwd door de vrouw die later weer plaatsneemt in de auto.
De moeder van het kind loopt naar de bestuurderszijde van de auto die op dat moment, om 15.52.17 uur, wil wegrijden.
Zij loopt mee met de rijdende auto en komt vervolgens ten val op het asfalt.
6.
De beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 5 augustus 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 200-202, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[slachtoffer 1] ,
verder te noemen: [slachtoffer 1] ,
geboren te Sittard-Geleen op 13 april 2016,
kind van:
[benadeelde partij 1] ,
verder te noemen: de moeder,
Nu de moeder door haar meerderjarigverklaring van rechtswege het gezag over [slachtoffer 1] verkrijgt, en tegelijkertijd de grootouders het gezag over de moeder verliezen, zal de kinderrechter in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub a, van het Besluit gezagsregisters, de griffier opdragen van de meerderjarigverklaring van de moeder onverwijld aantekening te doen in het centraal gezagsregister.
De kinderrechter verklaart de minderjarige [benadeelde partij 1] geboren te Sittard, thans gemeente Sittard-Geleen, op 8 januari 1999, meerderjarig.
De kinderrechter verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat de verdachte aanzienlijk korter dan zijn mededaders in de woning aanwezig is geweest (ongeveer 14 seconden) en dat voorts niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de woning meer heeft gedaan dan [slachtoffer 1] overpakken. Op grond van deze omstandigheden heeft de rechtbank aanleiding gezien de verdachte vrij te spreken van het (mede)plegen van de op 9 oktober 2016 in de woning gepleegde geweldshandelingen, gericht tegen personen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij, zoals de rechtbank naar zijn mening terecht heeft overwogen, op 9 oktober 2016 op geen enkele manier geweld heeft gebruikt tegen personen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor medeplegen – van geweldshandelingen – is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en), gericht op het voltooien van het delict. In dat kader komt niet alleen betekenis toe aan de gelijktijdigheid van het handelen, maar tevens aan de fase die hieraan voorafgaat, namelijk het al dan niet bestaan van een gezamenlijk plan. Zelfs de persoon die weliswaar lijfelijk aanwezig is bij de uitvoering van het strafbaar feit, maar daarin geen enkel aandeel heeft, kan als medepleger worden aangemerkt als met de vereiste opzet voldoende nauw en volledig is samengewerkt met de ander(en).
Hoewel het hof net als de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte in de woning geweld tegen personen heeft aangewend, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zowel de onttrekking van [slachtoffer 1] aan het wettig over hem gesteld gezag, alsmede het daartoe aangewende geweld heeft medegepleegd, samen met zijn mededaders. Immers is de verdachte – zo blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen – met drie anderen, in emotionele toestand en tevens onder invloed van verdovende middelen, met een zware honkbalknuppel in de auto gestapt om [slachtoffer 1] bij zijn moeder weg te halen. Om de ontvoering van [slachtoffer 1] te bewerkstelligen hadden zij, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, een helder gezamenlijk plan voor ogen, dat ook is uitgevoerd. Verdachtes instemming met dat plan leidt het hof reeds af uit zijn ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring. Zijn instemming met het geweld dat met dit plan gepaard ging, leidt het hof voorts af uit de omstandigheid dat de verdachte in zijn auto drie boze medeverdachten met ten minste één wapen naar de plaats delict heeft vervoerd en de verdachte met de auto achteruit tegen het stalen, gesloten toegangshek van de woning is gereden, waardoor het hek met aldus geweld openging. Bovendien heeft de verdachte vervolgens, te midden van een chaos van geweld, glas en bloed, de baby van [medeverdachte 1] overgepakt, mee naar buiten genomen en is hij met de baby in de auto gestapt. Deze handelwijze van de verdachte impliceert behalve instemming met, ook het nauw, bewust en actief samenwerken aan de gezamenlijke gewelddadige actie.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-700479-16 onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl geweld is gebezigd, bedreiging met geweld is gebezigd en de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
Het in de zaak met parketnummer 03-866044-17 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het gerechtshof zal volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan:
- het medeplegen van het met geweld en bedreiging met geweld onttrekken van [slachtoffer 1] aan het wettig over hem gesteld gezag;
- het in vereniging vernielen van een stalen toegangshek en een voordeur.
Door aldus te handelen heeft de verdachte samen met zijn mededaders het welzijn van een zeer jong kind, een baby van enkele maanden oud, op het spel gezet alsmede dat van de moeder, [benadeelde partij 1] en haar familie. [benadeelde partij 1] is in haar eigen woning, alwaar zij zich veilig moet kunnen voelen, ernstig mishandeld en vervolgens op zeer gewelddadige wijze van haar kind beroofd. Dit heeft niet alleen geleid tot fysiek letsel bij [benadeelde partij 1] , maar tevens tot psychische klachten en een fors trauma.
Voorts hebben ook de door de verdachte en zijn mededaders gepleegde vernielingen kwalijke gevolgen. In de regel brengen dergelijke feiten immers schade teweeg aan de eigenaars van de desbetreffende goederen, dan wel aan hun verzekeraars. Ook kunnen dergelijke feiten gevoelens van angst, onveiligheid en ergernis teweegbrengen bij de slachtoffers ervan. In de voorliggende zaak speelt bovendien dat deze vernielingen gepaard zijn gegaan met een ernstige uitbarsting van geweld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2017, zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, doch niet aan enig geweldsdelict.
Voorts heeft het hof in zijn oordeel meegewogen de inhoud van de verschillende, met betrekking tot de persoon van de verdachte opgemaakte rapporten, zoals die zich in het dossier bevinden. Zo blijkt uit een in maart 2012 opgemaakt psychologisch onderzoeksrapport dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van een gedragsstoornis, waarmee samenhangend sprake is van een zwakke impuls- en agressieregulatie, een beïnvloedbare houding, een verhoogde spanningsbehoefte en een onrijpe morele ontwikkeling. Voorts hecht het hof in het bijzonder waarde aan het meest recente reclasseringsrapport d.d. 22 december 2017, waaruit een positieve ontwikkeling blijkt. De verdachte lijkt enerzijds gemotiveerd om zijn leven op positieve wijze vorm te geven, doch dit is met momenten ook overweldigend voor hem. De reclassering heeft verder de indruk dat de verdachte moeite heeft met het zelfstandig regelen van zaken, het onthouden van afspraken en het aanbrengen van structuur en stabiliteit in zijn leven. Om de verdachte bij dergelijke zaken te ondersteunen, wordt door de reclassering geadviseerd reclasseringstoezicht op te leggen aan de verdachte. Uit het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 11 mei 2017 komt naar voren dat de reclassering in dat kader doelt op bijzondere voorwaarden conform het schorsingstoezicht.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, waaronder de omstandigheid dat de verdachte zelfstandige woonruimte heeft, dat hij gedeeltelijk voor zijn zoon zorgt met de hulp van
family coachingen dat hij thans meer openstaat voor begeleiding en behandeling.
Naar het oordeel van het hof kan in verband met een juiste normhandhaving, in het bijzonder gelet op de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, niet worden volstaan met oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt voor een langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De door de verdediging benadrukte persoonlijke omstandigheden van de verdachte leggen tegenover de ernst van de bewezen verklaarde feiten onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. Tevens ziet het hof, mede gelet op de inhoud van voornoemde reclasseringsrapporten en verdachtes groeiende bereidheid zich in te zetten voor en mee te werken aan begeleiding en behandeling, aanleiding om aan voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals na te melden.
Met de oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De aard van de bewezen verklaarde feiten, alsmede de behoefte van de verdachte aan passende begeleiding, geven het hof daartoe aanleiding. Door het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, zullen deze bijzondere voorwaarden in de plaats treden van de aan verdachtes voorlopige hechtenis verbonden schorsingsvoorwaarden.
Vordering van de [benadeelde partij 1]
De [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.385,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof begroot de omvang van deze immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid op € 2.500,00. Het hof heeft daartoe in de eerste plaats gelet op de zeer ernstige inbreuk die de verdachte en zijn mededaders, door met geweld de woning van [benadeelde partij 1] te betreden en haar baby mee te nemen, op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1] heeft gemaakt. Voorts heeft het hof gelet op de aard en de ernst van het letsel dat aan haar werd toegebracht. Terwijl de woning voor [benadeelde partij 1] een veilige en beschermde omgeving had moeten zijn, werd zij er door een viertal indringers overspoeld met geweld en vervolgens beroofd van haar baby. Dit alles is aan de verdachte toe te rekenen.
De verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente, toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 9 oktober 2016, zijnde de datum waarop het delict is gepleegd.
Wat betreft het gevorderde ‘eigen risico’ ter hoogte van € 385,00 is het hof van oordeel dat de vordering, die in zoverre door de verdediging is betwist, onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek naar de vraag of sprake is van reeds ingetreden schade, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op de post ‘eigen risico’. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot € 2.500,00, welk bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal niet overgaan tot het beperken van de hieraan verbonden vervangende hechtenis, zoals is verzocht door de verdediging, nu het hof van verdachtes gestelde beperkte draagkracht onvoldoende is gebleken.
De verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Tijdens het onderzoek van de politie is ter plaatse een klauwhamer aangetroffen. Een bewijsrelatie met de bewezen verklaarde feiten kan het hof niet leggen. Evenmin is een eigenaar van dit goed bekend. Mitsdien zal het hof de bewaring gelasten van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende(n).
Voorts zijn tijdens het onderzoek op de plaats delict een honkbalknuppel en een mes aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof niet kunnen vaststellen aan wie deze voorwerpen toebehoren. Wel is gebleken dat het voorwerpen betreft met behulp waarvan de onder parketnummer 03-700480-16, feit 2 bewezen verklaarde feiten zijn begaan. Aldus zal het hof deze goederen verbeurd verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 279 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.