ECLI:NL:GHSHE:2018:2027
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die eerder het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte had toegewezen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, omdat hij van mening was dat de rechtbank niet tot schorsing had kunnen besluiten, gezien de ernstige bezwaren tegen de verdachte, die wordt verdacht van mensensmokkel. De verdachte zou asielzoekers hebben bijgestaan en geadviseerd bij hun asielprocedure, wetende dat hun toegang tot Nederland wederrechtelijk was.
Het hof heeft de zaak behandeld en gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank de voorlopige hechtenis had bevolen op basis van de ernst van de feiten en de kans op herhaling. De rechtbank had echter ook de voorlopige hechtenis geschorst onder voorwaarden, wat de officier van justitie betwistte. Het hof overwoog dat de wet niet vereist dat een schorsing van de voorlopige hechtenis gebaseerd moet zijn op een onderbouwd verzoek van de verdachte. De rechter kan ambtshalve besluiten tot schorsing als hij dat nodig acht.
Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de schorsing van de voorlopige hechtenis mogelijk was, en dat de voorwaarden die waren gesteld, voldoende waren om de kans op herhaling te beperken. De officier van justitie had verzocht om aanvullende voorwaarden, zoals het inleveren van het Nederlands paspoort en wekelijkse meldingen bij de politie. Het hof heeft deze voorwaarden ook opgelegd. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vordering tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden toegewezen, met de nieuwe voorwaarden voor de verdachte.