In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen een huurder, aangeduid als [appellant], en een verhuurder, aangeduid als [geïntimeerde], met betrekking tot een bierbuffet en toebehoren. De huurovereenkomst liep van 30 augustus 2014 tot 1 september 2014, maar de huurder heeft het gehuurde niet op de afgesproken datum geretourneerd. De verhuurder heeft aangifte gedaan van verduistering en vorderde in eerste aanleg een schadevergoeding van € 7.889,67, die bestond uit de waarde van het niet geretourneerde bierbuffet en misgelopen huurinkomsten. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, maar de huurder heeft in hoger beroep drie grieven ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat de huurder toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. De grieven van de huurder waren gericht tegen de begroting van de schade door de verhuurder. Het hof heeft de afschrijving van de onderkoeler herzien, omdat de verhuurder onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de gehanteerde levensduur. Uiteindelijk heeft het hof de hoofdsom verlaagd tot € 6.511,75, met wettelijke rente vanaf 15 september 2014. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd en de vordering van de verhuurder in aangepaste vorm toegewezen.