Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4053982 CV EXPL 15-4174)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte uitlaten producties van [appellant] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
Werknemer zal als deelnemer toetreden tot de collectieve pensioenverzekering bij [bedrijf] , welke verzekering overeenkomt met het reglement van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid.Voor het voor werknemer geldende gedeelte van zijn pensioengrondslag dat boven de voor het BPF geldende maximum pensioengrondslag uitgaat, is hij deelnemer aan de aanvullende collectieve pensioenverzekering tussen [de vennootschap 2] en [bedrijf] (…)”.
Zoals uit het onderstaande blijkt, komt de pensioenregeling van ons bedrijf overeen met die van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid; het Bedrijfspensioenfonds heeft een reglement, waarin alles geregeld is. Wie een gedetailleerd probleem heeft kan het pensioenreglement van het Bedrijfspensioenfonds raadplegen, dat op ons kantoor ter inzage ligt.”
Verhoging van ingegane pensioenenIngegane pensioenen zullen jaarlijks met een zeker percentage worden verhoogd, in dezelfde mate als waarin het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid daartoe overgaat. (…)”
Artikel 12. Toeslagen op pensioenenDe werkgever zal, aan de hand van enerzijds de gevormde middelen en anderzijds de inflatie, periodiek bezien of er toeslagen kunnen en moeten worden verleend op de na de inwerkingtreding van dit reglement ingegane pensioenen.De werkgever zal zich hierbij laten leiden door de stijging die het Bedrijfspensioenfonds c.q. de Standaard-pensioenregeling vaststelt voor de uit hoofde van haar pensioenregeling ingegane pensioenen.
Dit is ook gebeurd bij de heer [voromalig collega van appellant] , een voormalig collega van [appellant] . [bedrijf] heeft op 18 april 2013 aan [geïntimeerde] doorgegeven dat het aanvullend pensioen van [voromalig collega van appellant] vanaf 1993 tot 2003 overeenkomstig de bedrijfstakpensioenregeling is geïndexeerd. [geïntimeerde] heeft vervolgens in een e-mail van 23 april 2013 aan [bedrijf] ondubbelzinnig de aanspraken van [appellant] op indexatie van het aanvullend pensioen erkend.
Met toepassing van de Haviltex-maatstaf is het hof van oordeel dat [appellant] ook op grond hiervan geen aanspraak kan maken op nadere indexatie van zijn aanvullend pensioen.
De gemachtigde van [appellant] heeft op 11 februari 2013 een brief gestuurd aan [de vennootschap 3] , waarop [geïntimeerde] , in de persoon van [consultant] , Corporate Compensation & Benefits Consultant bij het HR Shared Service Center, heeft geantwoord. Vervolgens is verdere correspondentie gevoerd met [geïntimeerde] en is zij uiteindelijk gedagvaard. Uit de processtukken en proceshouding van [geïntimeerde] volgt niet dat zij haar verweer dat zij de voormalig werkgever van [appellant] is, heeft prijsgegeven. Het beroep van [appellant] op de redelijkheid en billijkheid is onvoldoende onderbouwd en maakt het voorgaande niet anders.