Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 juni 2016;
- de depotakte van 28 november 2016, waaruit blijkt dat [appellant 1] en [appellante 2] een receptieboek, twee kantooragenda’s en zes notitieboeken hebben gedeponeerd ter griffie van het hof;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 december 2016, met inbegrip van de door [appellant 1] en [appellante 2] vooraf bij H12-formulier van 25 november 2016 ingezonden en tijdens het getuigenverhoor in het geding gebrachte producties met de nummers 7 tot en met 21;
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 10 april 2017;
- het proces-verbaal van contra-enquête van 12 december 2017;
- de memorie na getuigenverhoor van [appellant 1] en [appellante 2] met vier producties (nummers 22 tot en met 25);
- de antwoordmemorie na getuigenverhoor van [geïntimeerde] .
6.De verdere beoordeling
- a. [geïntimeerde] in januari 2005 aan [de V.O.F.] vof niet alleen de opdracht heeft gegeven om in gezamenlijk overleg te onderzoeken op welke wijze met het perceel een maximale opbrengst kon worden gerealiseerd, maar ook de opdracht om de feitelijke verkoop van het perceel ter hand te nemen, met inbegrip van het verrichten van de daarvoor noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden, en:
- b. dat de door [geïntimeerde] met Gebroeders [kopers] op 3 juli 2008 gesloten koopovereenkomst door de bemiddeling van [appellant 1] en [appellante 2] (hof: bedoeld is [de V.O.F.] vof) is tot stand gekomen.
- dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] aan [appellant 1] de opdracht heeft gegeven om namens haar te bemiddelen;
- dat [getuige 1] als getuige uitdrukkelijk heeft betwist dat de koopovereenkomst door bemiddeling van [appellant 1] (en dus niet rechtstreeks tussen [geïntimeerde] en [getuige 1] ) tot stand gekomen is.