ECLI:NL:GHSHE:2018:1980
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij verkeersongeval en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de appellante, [appellante], een schadevergoeding vorderde van de geïntimeerde, [geïntimeerde], naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 21 december 2015. De appellante stelt dat de geïntimeerde zonder haar toestemming in haar auto heeft gereden en daarbij een ongeval heeft veroorzaakt, wat heeft geleid tot schade aan de auto ter hoogte van € 7.849,67. De rechtbank heeft de vordering van de appellante in eerste aanleg afgewezen, waarop zij in hoger beroep is gegaan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. De appellante heeft vier grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vordering. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde op de hoogte was van het feit dat hij zonder toestemming van de appellante in de auto reed. De eigendom van de auto is door de appellante onderbouwd met bewijsstukken, waaronder het kentekenbewijs en een verklaring van haar zoon.
Het hof concludeert dat de geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld door in de auto van de appellante te rijden en de schade te veroorzaken. De schade is door het hof begroot op € 4.000,=, rekening houdend met de waarde van de auto voor en na het ongeval. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van de appellante toe tot het bedrag van € 4.000,=, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.