GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Parketnummer 1e aanleg : 01-993249-16
Parketnummer : 20-000070-18
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal van 30 januari 2018 strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres]
thans gedetineerd te Vught PPC te Vught
Dit bevel is op grond van artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, van kracht tot 6 maart 2018.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal tot verlenging van de voorlopige hechtenis met 120 dagen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte en zijn raadsman.
Namens verdachte is betoogd dat de voorlopige hechtenis van verdachte eerder is geschorst en zich aan alle voorwaarden heeft gehouden. Voorts heeft verdachte betoogd dat hij het zwaar heeft in detentie en op die grond is verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij zijn vordering en hij heeft geconcludeerd dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat is echter anders wanneer er sprake is van een veroordelend vonnis door een daartoe bevoegde rechter. Alsdan treedt een nieuwe situatie in en komt de vrijheidsbeneming te rusten op artikel 5 lid 1 onder a EVRM. Dat neemt niet weg dat ook dan sprake kan zijn van omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis moet wijken voor het persoonlijk belang dat verdachte heeft bij het in vrijheid afwachten van zijn berechting. Die omstandigheden dienen bij een veroordelend vonnis van bijzonder zwaarwichtige aard te zijn die bovendien de verdachte persoonlijk betreffen. Er is derhalve dan sprake van een hernieuwde afweging van belangen. Daaraan doet niet af dat er eerder sprake is geweest van een schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende welke schorsing de verdachte, voor zover bekend zich aan alle voorwaarden heeft gehouden.
De rechtbank heeft bij vonnis van [datum] verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek. De rechtbank heeft de straftoemeting onder meer als volgt gemotiveerd:
“ Verdachte heeft loodsen ter beschikking gesteld en vervoer geregeld voor de
(voorbereiding van) productie van synthetische drugs. Verder heeft hij vanuit België drugs over de grens vervoerd en daarmee Nederland ingevoerd.
Hoewel verdachte niet zelf synthetische drugs heeft geproduceerd, is zijn gedrag zeer laakbaar. Met zijn handelen faciliteert hij drugsproducenten. Verdachte houdt daarmee de productie van synthetische drugs in stand. De chemische processen bij de productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumping van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor mens en milieu met zich. Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien.
Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen beschermen met geweld en bedreiging met geweld.”
De rechtbank heeft onder verwijzing naar deze overwegingen de schorsing van de voorlopige hechtenis per onmiddellijk opgeheven, nu gelet op de aard, ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten en de strafoplegging verdachtes persoonlijke belangen bij het voortduren van de schorsing ondergeschikt zijn aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.
Daarmee heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat een hernieuwde afweging van belangen aan de orde is waarbij gelet op hetgeen waarvoor verdachte veroordeeld is naar het oordeel van het hof de rechtbank terecht het belang van de samenleving heeft laten prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte, nu het voor de samenleving niet te begrijpen zou zijn dat degene die voor dergelijke feiten tot een zodanige straf is veroordeeld, zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten, anders dan wanneer er sprake zou zijn van bijzonder zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden waardoor die afweging ten voordele van verdachte zou hebben kunnen uitvallen. De omstandigheid dat verdachte de voorlopige hechtenis als bijzonder zwaar ervaart is niet een zwaarwegende omstandigheid als hiervoor bedoeld.
Het hof wijst toe de vordering van de advocaat-generaal en wijst af het verzoek tot schorsing.
BESCHIKKENDE:
Verlengtde geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van verdachte voor een termijn van honderdtwintig dagen.