ECLI:NL:GHSHE:2018:1972

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
20-001177-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

'Creditcardmesje': vrijspraak van het voorhanden hebben van een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een zogenaamd 'creditcardmes', dat volgens de tenlastelegging een wapen van categorie I, onder 4, van de Wet wapens en munitie (Wwm) zou zijn. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat het mesje dat bij de verdachte in beslag was genomen, niet voldeed aan de criteria om als een verboden wapen te worden aangemerkt. Het hof overwoog dat het mesje leek op een opvouwbaar mes en niet als een absoluut verboden wapen kon worden gekwalificeerd. De verdediging had betoogd dat het mesje niet 'uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen' was, zoals vereist in de Wwm. Het hof concludeerde dat het mesje niet voldeed aan de kenmerken die het als een dergelijk wapen zouden kwalificeren.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof benadrukte dat het enkele feit dat het mesje in opgevouwen toestand leek op een creditcard, niet voldoende was om het als een wapen te kwalificeren. De beslissing van het hof is op 4 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001177-17
Uitspraak : 4 mei 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-012125-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1957] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en zal bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Eindhoven een of meer wapens van categorie I, onder 4, van de Wet wapens en munitie, te weten een zogenaamd creditcardmes, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De verdediging heeft aan het verweer strekkende tot vrijspraak ten grondslag gelegd dat het mesje dat de verdachte bij zich had niet ‘uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen’, in de zin van artikel 2, categorie I, onder 4, van de Wet wapens en munitie (Wwm).
Het hof overweegt als volgt.
De memorie van antwoord bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet volledig verbod stiletto’s, valmessen en vlindermessen, Stb. 2011, 447, houdt – onder meer – in:
‘Opvouwbare messen die een lemmet hebben met meer dan een snijkant of die in opengevouwen toestand langer zijn dan 28 centimeter vallen onder categorie I van artikel 2, eerste lid, Wwm en zijn daarmee absoluut verboden in Nederland. Andere opvouwbare messen zijn in beginsel geen wapen in de zin van de Wwm en dus niet verboden. Onder omstandigheden kan een dergelijk mes echter toch als een wapen in de zin van de Wwm kwalificeren.’ (Kamerstukken I 2010/11, 32 206, C, p. 1-2.)
Opvouwbare messen vallen aldus – voor zover thans relevant – uiteen in twee categorieën: absoluut verboden wapens en voorwerpen die slechts onder omstandigheden kwalificeren als wapen in de zin van de Wwm. De wetgever heeft hiermee onder meer willen voorkomen dat gebruiksvoorwerpen als bijvoorbeeld zakmessen en keukenmessen als absoluut verboden wapen worden aangemerkt.
Uit de door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting getoonde foto’s van het mesje blijkt dat het mesje open te vouwen is. Het lemmet van het mesje van de verdachte heeft één snijkant. Het mesje is in opengevouwen toestand niet langer dan 28 cm.
Het hof stelt daarom vast dat het onder de verdachte aangetroffen mesje een opvouwbaar mes is, maar geen absoluut verboden wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, Wwm.
Het mesje kan niettemin als verboden wapen in de zin van de Wwm worden gekwalificeerd – onder meer – indien sprake is van een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen (artikel 2, categorie I, onder 4, Wwm) of als sprake is van een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard of de omstandigheden waaronder het wordt aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het is bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën valt (artikel 2, categorie IV, onder 7, Wwm).
In de onderhavige zaak is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij een zogenaamd blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen voorhanden heeft gehad. De strafbaarstelling van dergelijke wapens is gelegen in het gevaarzettende karakter van wapens die niet als zodanig herkenbaar zijn.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, zal het hof derhalve moeten kunnen vaststellen dat het bij de verdachte aangetroffen opvouwbaar mesje lijkt op een ander voorwerp dan een wapen.
De steller van de tenlastelegging heeft daarbij te kennen gegeven dat het voorwerp in het onderhavige geval aan te merken zou kunnen zijn als een ‘creditcardmes’. In dat geval zou het verhullende karakter van het mesje bijvoorbeeld kunnen bestaan uit:
- een opdruk op de behuizing van het opgevouwen mesje, waardoor het lijkt op een creditcard;
- de ongeveer gelijke dikte van het voorwerp en een creditcard;
- de (gelijke) kleuren van de behuizing van het mesje en het lemmet, waardoor het lemmet niet opvalt;
- de mate waarin het lemmet ‘verstopt’ zit in het handvat/de behuizing.
Het hof stelt, op basis van de door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting getoonde foto’s van het mesje in opgevouwen toestand, het volgende vast:
- het mesje lijkt niet door zijn opdruk op een creditcard of een ander pasje;
- het lemmet is aan één zijde volledig zichtbaar en als zodanig herkenbaar;
- aan de andere zijde zijn ‘gripribbels’ te zien;
- het snijvlak van het lemmet heeft een contrasterende kleur ten opzichte van de overige delen van het mesje;
- het vouwmechanisme, bestaande uit vouwgroeven, gaatjes en palletjes en een knopje, is aan beide zijden volledig zichtbaar;
- het mesje/de behuizing is dikker dan een (normaal) pasje;
- de lengte en breedte van het mesje zijn ongeveer hetzelfde als die van een pasje.
Het hof is van oordeel dat het enkele feit dat het mesje in opgevouwen toestand ongeveer dezelfde lengte en breedte heeft als een pasje, onvoldoende is om aangemerkt te worden als een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen. Evenmin is daarvoor voldoende dat het lemmet ‘geheel binnen de afmetingen van de behuizing valt’. Het praktische karakter van een dergelijk mesje is nu juist dat het snijvlak niet continu aanraakbaar is, net zoals bijvoorbeeld een zakmes of een stanleymes.
Het hof stelt vast dat het onder de verdachte in beslag genomen voorwerp lijkt op een opvouwbaar mesje.
Bijgevolg kan niet worden bewezen verklaard dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat het enkele feit dat niet is toegestaan om dergelijke voorwerpen mee te nemen in het passagiersgedeelte van het vliegtuig niet doorslaggevend is voor de strafbaarheid van het voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp. Immers, overige scherpe voorwerpen als bijvoorbeeld zakmessen, scharen en schilmesjes mogen ook niet worden meegenomen in het passagiersgedeelte van het vliegtuig, maar zijn niet zonder meer te kwalificeren als wapens in de zin van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. G.P.M.F. Mols en mr. J.P.F. Rijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Heller, griffier,
en op 4 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols en mr. J.P.F. Rijken zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.