3.1In overweging 2. van het vonnis van 20 april 2016 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
[appellant] c.s. hebben op 19 mei 2014 van [geïntimeerde] c.s. gekocht de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Levering heeft plaatsgevonden op 28 juli 2014. Het bouwjaar van de woning is 1905. De perceeloppervlakte is 400 m².
De verkoopprijs bedroeg € 190.000,=.
In de verkoopadvertentie is onder meer de volgende tekst opgenomen:
Volledig te renoveren vrijstaand ruim (740 m³) woonhuis in oude kern met garage en
omsloten tuin op zuiden met achterom. (…) Echter de bouw- en installatietechnische staat is zeer matig. (…)
In de koopovereenkomst - door partijen ondertekend op 13 en 19 mei 2014 - is onder meer het volgende opgenomen:
- artikel 5 onder 2
Het verkochte zal bij de feitelijke levering de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik als woning nodig zijn.
- artikel 20 onder 2
Ouderdomsclausule: Koper verklaart ermee bekend te zijn dat deze woning (en de bijgebouwen) meer dan 75 jaar oud zijn, wat inhoudt dat de eisen die aan de bouwkwaliteit gesteld mogen worden, aanzienlijk lager liggen dan die voor nieuwere woningen. Verkoper staat niet in voor fundering, vloeren, leidingen van elektriciteit, water en gas, riolering en de afwezigheid van doorslaan en/of optrekken vocht.
Bouwkundige gebreken worden geacht niet belemmerend te werken op het in artikel 5 van de koopakte omschreven (woon)gebruik en met ingang van de datum van de eigendomsoverdracht vrijwaart de Koper de Verkoper voor bekende en onbekende, zichtbare en onzichtbare gebreken.
Na het verwijderen van gipsplaten op de zolder van de woning hebben [appellant] c.s. een scheur in de structurele balk ontdekt. Op 17 januari 2015 hebben [appellant] c.s. hierover advies ingewonnen van [v.o.f.] v.o.f. en het advies gekregen onmiddellijk een noodvoorziening te laten aanbrengen in verband met de veiligheid. Dat advies hebben zij opgevolgd. De kosten hiervan bedroegen € 1.083,80 inclusief btw.
Bij brief van 4 februari 2015 hebben [appellant] c.s. [geïntimeerde] c.s. geïnformeerd over onder meer deze situatie geïnformeerd en verzocht de gebreken binnen redelijke termijn te herstellen. [geïntimeerde] c.s. hebben daar niet aan voldaan.
Op verzoek van (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [appellant] c.s. heeft [bouwmanagement & consultancy] Bouwmanagement & Consultancy (verder: [bouwmanagement & consultancy] ) een onderzoek uitgevoerd naar de dakconstructie van het pand en daarover op 13 mei 2015 een rapport uitgebracht. In dit rapport is als conclusie onder meer vermeld:
“De oorzaak van het scheuren van het spantbeen is mijns inziens niet veroorzaakt alleen door het verwijderen van de muur op de lager gelegen verdieping, maar door een drietal factoren. (…)
1.
De gesloopte muur op de lager gelegen verdieping had voor de desbetreffende balk (…) een ondersteunende functie.
2.
Het ondeskundig tot 2x toe extra belasten van de balklaag door het aanbrengen van plafonds (…) heeft er nog eens toe bijgedragen dat de balklaag van de zoldervloer extra is gaan doorbuigen waardoor de kreupele stijl en spantbeen onder nog grotere druk zijn komen te staan.
3.
Het ondeskundig herstellen c.q. repareren van de sparing van de zoldervloer (…) hebben er ook toe bijgedragen dat het spantbeen onder nog grotere druk is komen te staan.
Alles bij elkaar genomen kunnen we dus stellen dat deze 3 factoren de oorzaak zijn van het scheuren van het spantbeen en hiermee is aangetoond dat dit bouwkundig gebrek absoluut niet in verband staat met de ouderdom van de woning.”
In dit rapport worden de herstelkosten, afgezien van de noodvoorziening, begroot op € 17.225,= exclusief btw (€ 20.842,25 inclusief btw).