Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief met bijlage van de GI d.d. 9 februari 2018;
- productie 5 tot en met 8 bij het beroepschrift, ingekomen ter griffie op 15 februari 2018.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het gezag over haar minderjarige dochter is beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd is benoemd. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.H.A.J. Slaats, heeft in haar beroepschrift verzocht de beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 maart 2018, waarbij de moeder, de raad en de GI zijn gehoord. De minderjarige is sinds 19 juli 2013 onder toezicht gesteld en is op 11 maart 2014 uithuisgeplaatst. De moeder heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van haar dochter, die in contact is gekomen met justitie en een problematische relatie heeft met een veel oudere vriend. De raad en de GI hebben echter aangegeven dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar dochter te dragen. Het hof heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat de moeder ontoereikend beschikbaar is. De gezagsbeëindigende maatregel is noodzakelijk om de toekomst van de minderjarige veilig te stellen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk verklaard.