ECLI:NL:GHSHE:2018:1800

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
200.219.945_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarige in echtscheidingszaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] bij de vader was vastgesteld. De moeder verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar vast te stellen en om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool. De vader verzocht de beschikking te bekrachtigen en stelde incidenteel appel in. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 maart 2018, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Noord aanwezig waren.

Het hof overwoog dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader moest blijven, omdat de school van [minderjarige] een stabiele en veilige omgeving bood. De moeder voerde aan dat de opvoedsituatie bij de vader niet in het belang van [minderjarige] was, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende contra-indicaties waren om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De moeder had ook zorgen over de overdracht van [minderjarige] tussen de ouders, die momenteel plaatsvond op een parkeerterrein van een McDonald's. Het hof besloot dat de ouders moesten werken aan hun communicatie en dat de overdracht op een minder belastende manier moest plaatsvinden.

De beslissing van het hof was dat de beschikking van de rechtbank Limburg werd vernietigd voor wat betreft de contactregeling, maar de hoofdverblijfplaats bij de vader werd bekrachtigd. De ouders kregen instructies om samen te werken aan de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 26 april 2018
Zaaknummer: 200.219.945/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/222800 / FA RK 16-2344
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.G. Senssen-Franssen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.V.T. Cremers.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 april 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 juli 2017, heeft de moeder verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en alsnog toe te wijzen het verzoek van de moeder tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] bij haar, het verlenen van vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] op basisschool [basisschool] te [vestigingsplaats] en de vaststelling van een contactregeling tussen [minderjarige] en de niet-dagelijks verzorgende ouder zoals omschreven in het beroepschrift.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 september 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te bekrachtigen, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van de gronden.
Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover door de vader in hoger beroep betrokken en opnieuw rechtdoende bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de overdracht van [minderjarige] als volgt zal plaatsvinden: de moeder zal [minderjarige] op vrijdagmiddag na school van school halen en de vader zal [minderjarige] op zondagavond bij de moeder of vrienden van de moeder ophalen.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2017, heeft de moeder verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het incidenteel appel van de vader af te wijzen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Senssen-Franssen;
  • de vader, bijgestaan door mr. Cremers;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • Jeugdbescherming Noord, de gecertificeerde instelling (hierna te noemen; de GI), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] .
2.5.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 maart 2017;
  • het journaalbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 9 maart 2018.
2.5.2.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof op 22 maart 2018 ingekomen een journaalbericht met bijlage van de advocaat van de moeder.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [minderjarige] (ook te noemen: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij beschikking van 27 november 2013 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 12 december 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
[minderjarige] staat sinds 17 maart 2017 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 17 maart 2019.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank:
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader bepaald;
- een zorgregeling vastgesteld inhoudende dat:
  • [minderjarige] bij de moeder verblijft eenmaal per twee weken van vrijdag, tijdstip door partijen in onderling overleg te regelen, aansluitend op de werktijd van de moeder en/of schooltijd van [minderjarige] , tot zondag 18.30 uur, waarbij de overdracht vooralsnog, totdat samen met de jeugdzorgwerker een andere locatie is gevonden, zal plaatsvinden in [plaats] (Duitsland) en waarbij de moeder ervoor zal zorgdragen dat [minderjarige] op zondag heeft gegeten;
  • [minderjarige] de schoolvakanties die een week duren (in de regel de carnaval/voorjaarsvakantie en de herfstvakantie) bij de moeder zal doorbrengen en de overige vakanties zullen de ouders bij helfte in onderling overleg verdelen.
3.5.
Partijen kunnen zich (gedeeltelijk) met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift en het verweerschrift in incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting, voor zover thans nog van belang, kort samengevat, het volgende aan.
De beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is uitsluitend gebaseerd op de locatie van zijn school, terwijl de opvoedsituatie thuis doorslaggevend dient te zijn. Vanwege de zorgen van de moeder over de opvoedsituatie bij de vader had de rechtbank een aanvullend raadsonderzoek moeten verlangen naar de vraag of de contra-indicaties niet in de weg staan aan vaststelling van het hoofdverblijf bij de vader. De vader handelt niet in het belang van [minderjarige] en hij weigert de moeder informatie over [minderjarige] te geven. Ook betrekt de vader [minderjarige] bij volwassenenproblematiek. De moeder heeft evenveel, zo niet meer argumenten aangedragen op grond waarvan het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar vastgesteld had kunnen worden.
De overdracht in het kader van de contactregeling vindt plaats op het parkeerterrein van de McDonald’s. De moeder wil niet dat de vader bij haar aan de deur komt en zij wil vrienden/kennissen niet betrekken bij de problematiek tussen partijen. In verband met haar werk is het geen optie dat de moeder [minderjarige] uit school ophaalt. De moeder heeft [minderjarige] uitgelegd dat de mensen bij McDonald’s niet letten op [minderjarige] en dat heeft hem gerustgesteld. Ook is de moeder bereid om [minderjarige] naar de auto van de vader te brengen of met [minderjarige] binnen te gaan zitten.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting, voor zover thans nog van belang, kort samengevat, het volgende aan.
Volgens de raad kan bij beide ouders sprake zijn van contra-indicaties en is met name de huidige school voor [minderjarige] een constante, veilige en stabiele plek waar [minderjarige] goed op zijn plek zit. Het is inmiddels vier jaar geleden dat [minderjarige] [basisschool] bezocht en het is niet in zijn belang indien hij weer van school moet wisselen. De raad heeft een zeer uitvoerig onderzoek gedaan en de jeugdzorgwerker houdt toezicht op de thuissituatie bij de vader. De vader betwist dat hij bepaalde uitlatingen jegens [minderjarige] heeft gedaan en hij informeert de moeder wel degelijk. Ook wil de vader normaal met de moeder communiceren maar de moeder werkt hier niet aan mee.
Dat de overdracht in het kader van de contactregeling in [plaats] plaatsvindt, vindt [minderjarige] niet prettig omdat hij zich bekeken voelt. Het is nog niet gelukt om met de jeugdzorgwerker een andere locatie te vinden. Het voorstel van de vader is het meest in het belang van [minderjarige] . De moeder heeft zelf verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te bepalen en dan kan zij haar werktijden ook aanpassen.
3.8.
De raad heeft ter zitting, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. De ouders weigeren beide hun verantwoordelijkheid te nemen en zij verschuilen zich achter de GI. Het effect van de door de raad geadviseerde ondertoezichtstelling is minimaal. De raad maakt zich grote zorgen over [minderjarige] . Het lijkt goed te gaan met hem maar dat is niet zo. De ouders moeten aan de slag in het belang van [minderjarige] . Met betrekking tot de overdracht vraagt de raad zich af of [minderjarige] zelf heeft aangegeven hoe hij dit graag zou willen.
3.9.
De GI heeft ter zitting, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] heeft zelf aangegeven dat hij graag bij de vader wil blijven vanwege zijn leven daar en zijn vrienden. Doordat er geen vertrouwen is tussen de ouders verloopt de communicatie tussen hen heel slecht, met name vanuit de moeder. De GI verwacht dat het contact tussen de vader en [minderjarige] moeizamer zal gaan verlopen indien [minderjarige] bij de moeder gaat wonen. [minderjarige] zit klem tussen de ouders. Arcade heeft aangegeven dat [minderjarige] heel gezond reageert op een ongezonde situatie en dat hij blijkbaar veerkrachtig genoeg is om ermee om te gaan.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande c.q. een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Hoofdverblijfplaats
3.10.2.
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting ziet het hof geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen. Anders dan de moeder betoogt is de school van [minderjarige] bij de beslissing omtrent het hoofdverblijf wel degelijk van groot belang. [minderjarige] heeft last van de heftige echtscheidingsstrijd waarin de ouders zijn verwikkeld en de wijze waarop de ouders met elkaar omgaan. Hierdoor is voor [minderjarige] op dit moment zijn school de meest stabiele en veilige plek. Bij een wijziging van het hoofdverblijf naar de moeder zal [minderjarige] van school moeten wisselen en zijn vertrouwde omgeving kwijtraken. Het hof neemt voorts in aanmerking dat volgens het raadsonderzoek bij beide ouders sprake kan zijn van contra-indicaties. [minderjarige] verblijft sinds medio 2016 bij de vader. Niet is gebleken van dusdanige contra-indicaties bij de vader die maken dat de opvoedsituatie bij hem niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. De moeder heeft hetgeen zij hieromtrent heeft aangevoerd naar het oordeel van het hof, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vader, onvoldoende onderbouwd. Bovendien wordt de thuissituatie bij de vader in het kader van de ondertoezichtstelling door de jeugdzorgwerker in de gaten gehouden. De GI heeft aangegeven dat met de vader beter afspraken kunnen worden gemaakt dan met de moeder. Ook geeft de vader [minderjarige] meer ruimte om contact te hebben met de moeder. Op grond van het voorgaande acht het hof het in het belang van [minderjarige] wenselijk dat hij zijn hoofdverblijf bij de vader heeft.
Vervangende toestemming
3.10.3.
Gelet op voormelde beslissing omtrent de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] komt het hof niet toe aan het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [minderjarige] op basisschool [basisschool] te [vestigingsplaats] , nu dit verzoek samenhangt met het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats.
Contactregeling
3.10.4.
Ten aanzien van de contactregeling overweegt het hof als volgt.
3.10.5.
De reguliere contactregeling is tussen partijen niet in geschil. Ter zitting hebben partijen naar voren gebracht dat zij over het contact gedurende de vakanties en de feestdagen overeenstemming hebben bereikt. Hetgeen partijen dienaangaande zijn overeengekomen blijkt uit de brief d.d. 22 maart 2018 van de advocaat van de moeder, zoals “voor akkoord” getekend door de advocaat van de vader, welke als bijlage is overgelegd bij voormeld journaalbericht, ingekomen op 22 maart 2018. Partijen verzoeken de overeengekomen regeling op te nemen in de te geven beschikking. Nu niet is gebleken van beletselen voor toewijzing van dit verzoek, zal het hof hieraan voldoen.
3.10.6.
Tussen partijen is thans nog in geschil de wijze waarop de overdracht in het kader van de contactregeling plaatsvindt. Deze vindt nog altijd plaats op het parkeerterrein van de McDonald’s te [plaats] (Duitsland), waarbij [minderjarige] alleen van de auto van de ene ouder naar de auto van de andere ouder loopt. Volgens de vader heeft [minderjarige] last van de wijze waarop de overdracht thans is ingekleed, hetgeen door de GI wordt onderschreven. Ook de moeder heeft erkend dat [minderjarige] (eerder) heeft aangegeven zich hierbij niet prettig te voelen. De GI heeft ter zitting verklaard dat met de moeder wel is gesproken over een andere overdrachtslocatie maar dat de moeder hiertoe niet bereid is. De moeder heeft bezwaar tegen de door de vader voorgestelde alternatieven voor de overdracht en zelf heeft zij geen ander alternatief kunnen bedenken. Wel heeft de moeder ter zitting verklaard dat zij bereid is om [minderjarige] te begeleiden naar de auto van de vader en dat zij eventueel ook binnen wil gaan zitten om daar de overdracht te laten plaatsvinden. Vanwege de houding van de moeder in deze zal het hof niet bepalen dat de overdracht op een ander locatie dient plaats te vinden. Gelet op de voor [minderjarige] belastende wijze waarop de overdracht thans plaatsvindt, mag naar het oordeel van het hof van de moeder worden verwacht dat zij binnen in de McDonald’s plaatsneemt en dat de overdracht aldaar op een voor [minderjarige] zo normaal mogelijke wijze plaatsvindt, waarbij ouders elkaar in ieder geval op een normale manier begroeten, een en ander indien nodig mede op basis van een aanwijzing van de GI. Van de GI wordt verwacht dat in overleg met de ouders verder wordt gezocht naar een wijze van overdracht die voor [minderjarige] minder belastend is.
3.10.7.
Het hof acht het van belang dat, zoals ook de vader wenst, de ouders gaan werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie door middel van een hulpverleningstraject, zoals bijvoorbeeld ouderschapsreorganisatie. Van de GI wordt hierbij een actieve en sturende rol verwacht.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als volgt. Omwille van de leesbaarheid van het dictum zal het hof de gehele door de rechtbank vastgestelde contactregeling vernietigen en opnieuw vaststellen.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 april 2017, voor wat betreft de daarbij vastgestelde contactregeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007, de volgende regeling vast:
- [minderjarige] verblijft bij de moeder eenmaal per veertien dagen van vrijdag – tijdstip door partijen in onderling overleg te regelen, aansluitend op de werktijd van de moeder en/of schooltijd van [minderjarige] – tot zondag 18.30 uur en waarbij de moeder ervoor zorgdraagt dat [minderjarige] op zondag heeft gegeten;
- tijdens de zomervakantie en de meivakantie (indien deze twee weken duurt) verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste helft van de vakantie bij de moeder en de tweede helft bij de vader; in de oneven jaren verblijft [minderjarige] de tweede helft van de vakantie bij de moeder en de eerste helft bij de vader;
- tijdens de kerstvakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste helft bij de vader (inclusief beide kerstdagen) en de tweede helft bij de moeder (inclusief oud & nieuw); in de oneven jaren verblijft [minderjarige] de tweede helft bij de vader (inclusief oud & nieuw) en de eerste helft bij de moeder (inclusief beide kerstdagen);
- tijdens de voorjaarsvakantie, de herfstvakantie en de meivakantie (indien deze korter is dan één week) verblijft [minderjarige] de gehele vakantie bij de moeder; deze periode omvat zoals het weekend aan het begin van de vakantie als het weekend aan het einde van de vakantie, derhalve van vrijdag tot en met zondag de week erop;
- indien Pasen en/of Pinksteren in het contactweekend van de moeder valt, dan wordt dit weekend verlengd tot maandag 18.30 uur;
- indien [minderjarige] in het weekend waarin Moederdag valt bij de vader verblijft, verblijft [minderjarige] van zaterdag 18.30 uur tot zondag 18.30 uur bij de moeder;
- indien [minderjarige] in het weekend waarin Vaderdag valt bij de moeder verblijft, eindigt dit contactweekend op zaterdag om 18.30;
- wanneer de verjaardag van een van de ouders in het weekend of de vakantie valt en [minderjarige] verblijft op dat moment bij de andere ouder, dan geldt de regeling zoals bij Moederdag c.q. Vaderdag, waarbij [minderjarige] de avond voor de verjaardag naar de jarige ouder gaat en de avond van de verjaardag weer teruggaat naar de zorgouder van dat moment;
- de verjaardag van [minderjarige] wordt gevierd bij de ouder bij wie hij op dat moment is;
- voor verjaardagen van andere familieleden wordt geen uitzondering gemaakt op de contactregeling, behoudens bijzondere verjaardagen zoals 70 en 80 jaar, zilveren of gouden bruiloft;
- de overdracht zal, totdat samen met de jeugdzorgwerker een andere locatie is gevonden, plaatsvinden bij de McDonald’s te [plaats] (Duitsland) overeenkomstig hetgeen hiervoor onder 3.10.6 is overwogen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de beslissing omtrent de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en M.L.F.J. Schyns en is op 26 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.