ECLI:NL:GHSHE:2018:1786

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
200.214.936_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactregeling en alimentatie in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin onder andere een vakantieregeling en alimentatie zijn vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Knopper, heeft op 24 april 2017 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 25 januari 2017. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H.C. van de Kerkhof, heeft op 12 juni 2017 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2018 zijn beide partijen verschenen, samen met de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen, ouders van twee minderjarige kinderen, met elkaar gehuwd zijn geweest en dat de echtscheiding op 23 juni 2017 is ingeschreven. De vrouw verzoekt om wijziging van de vakantieregeling en om vaststelling van kinderalimentatie en partneralimentatie. Tijdens de procedure heeft de vrouw echter haar verzoeken met betrekking tot de alimentatie ingetrokken. De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, en ook hij heeft zijn verzoek in incidenteel appel ingetrokken.

Het hof heeft geoordeeld dat de vakantieregeling, die op overeenstemming tussen partijen berust, niet gewijzigd hoeft te worden, behoudens het begin- en eindmoment van de vakanties. Het hof heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken met betrekking tot de alimentatie en de vakantieregeling, maar heeft de regeling voor de vakanties vastgesteld op vrijdag om 17.00 uur als aanvangstijd en vrijdag om 17.00 uur als eindtijd. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.214.936/01
zaaknummer rechtbank : C/01/297959 / FA RK 15-4617
beschikking van de meervoudige kamer van 26 april 2018
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. R.A. Knopper te Helmond,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.H.C. van de Kerkhof te Helmond.
Voor wat de contactregeling betreft is in zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 24 april 2017 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De man heeft op 12 juni 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 24 juli 2017 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- het journaalbericht van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 7 maart 2018;
- het journaalbericht van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 9 maart 2018;
- het journaalbericht van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 14 maart 2018.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 20 maart 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Knopper;
- de man, bijgestaan door mr. Van de Kerkhof;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
De kinderen verblijven bij de vrouw.
3.2
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 23 juni 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans nog van belang, een vakantieregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
4.2
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt voor zover het de daarbij vastgestelde vakantieregeling, kinderalimentatie en partneralimentatie betreft – en opnieuw rechtdoende de vakantieregeling te wijzigen en een bedrag aan kinderalimentatie en partneralimentatie vast te stellen zoals in het beroepschrift is weergegeven. In het verweerschrift in incidenteel appel verzoekt de vrouw zoals in het verweerschrift in incidenteel appel is weergegeven.
Bij voormeld journaalbericht, ingekomen op 9 maart 2018, heeft de advocaat van de vrouw het hof medegedeeld het verzoek, voor zover dit op de partneralimentatie ziet, in te trekken. Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw het hof medegedeeld eveneens het verzoek, voor zover dit ziet op de kinderalimentatie, in te trekken.
4.3
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde beroep, althans het beroep van de vrouw af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de man zoals in het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel is weergegeven.
Bij voormeld journaalbericht, ingekomen op 14 maart 2018, heeft de advocaat van de man het hof medegedeeld het verzoek in incidenteel hoger beroep in te trekken.
4.4
De vrouw voert in het beroepschrift en het verweerschrift in incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting, voor zover thans nog van belang, kort samengevat, het volgende aan. Voor wat de meivakantie, Pasen, sinterklaas en het aanvangsmoment van de vakanties betreft, leidt de vakantieregeling tot spanningen tussen partijen hetgeen niet in het belang van de kinderen is. De vrouw stelt een vast aanvangsmoment van de vakantieweken voor, alsmede een andere verdeling van voormelde vakanties/feestdagen. Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat de regeling voor wat betreft sinterklaas gehandhaafd kan blijven, gelet op hetgeen de man dienaangaande naar voren heeft gebracht.
4.5
De man voert in het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel, zoals aangevuld ter zitting, voor zover thans nog van belang, kort samengevat, het volgende aan. De invulling van de huidige contactregeling berust op overeenstemming tussen partijen en er is geen sprake van een zodanige wijziging van omstandigheden zodat hiertegen niet gegriefd kan worden. Van spanningen tussen partijen ten aanzien van de meivakantie, Pasen en sinterklaas is geen sprake en de contactregeling verloopt alsdan op een verantwoorde wijze. De maandag wordt het meest gehanteerd als aanvangstijdstip voor de vakanties, waarna de betreffende vakanties normaliter op zondag eindigen.
4.6
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat de ouders zich moeten realiseren dat de contactregeling regelmatig aangepast zal moeten worden. Hierbij moeten de ouders voor ogen houden dat de kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. De raad acht de ouders hiertoe in staat.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Uit de verklaring van de advocaat van de vrouw dat de grieven met betrekking tot de partner- en de kinderalimentatie worden ingetrokken en de verklaring van de advocaat van de man dat het incidenteel hoger beroep wordt ingetrokken, maakt het hof op dat de (betreffende) grieven niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek in hoger beroep voor zover dit ziet op de kinder- en partneralimentatie en dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek in incidenteel hoger beroep. Thans ligt derhalve enkel nog de vakantieregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan het hof voor.
5.2
Het hof overweegt als volgt.
5.2.1
Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over het aanvangs- en het eindmoment van de vakanties, in die zin dat de vakanties aanvangen op vrijdag om 17.00 uur en eindigen op vrijdag om 17.00 uur. Partijen hebben het hof verzocht hetgeen zij zijn overeengekomen op te nemen in de te geven beschikking. Nu niet is gebleken van beletselen voor toewijzing van hun verzoek, zal het hof aan dit verzoek voldoen.
5.2.2
Naar het hof is gebleken hebben partijen ter zitting in eerste aanleg overeenstemming bereikt over de vakantieregeling. Nu de door de rechtbank vastgelegde regeling op overeenstemming tussen partijen berust en sedertdien niet gebleken is van gewijzigde omstandigheden dan wel dat deze regeling niet (langer) in het belang van de kinderen zou zijn, is het hof van oordeel dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek ten aanzien van de vakantieregeling, behoudens voor wat betreft het begin- en eindmoment van de vakanties.

6.De slotsom

in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep, voor zover dit ziet op de kinderalimentatie, de partneralimentatie en de vakantieregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, behoudens voor wat betreft het begin- en eindmoment van de vakanties;
verklaart de man niet-ontvankelijk in het verzoek in incidenteel hoger beroep;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , in aanvulling op de bij de bestreden beschikking vastgestelde regeling vast, dat het contact gedurende de vakanties aanvangt op vrijdag om 17.00 uur en eindigt op vrijdag om 17.00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en M.L.F.J. Schyns, bijgestaan door de griffier, en is op 26 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.