3.11.1.De vrouw stelt een vergoedingsrecht te hebben op de man van in totaal € 16.892,99 omdat zij tijdens het huwelijk privégelden heeft aangewend voor de verbouwing van de woning die in eigendom is van de man en wegens de aanschaf van inboedelgoederen.
De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw met betrekking tot het vergoedingsrecht afgewezen. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen:
“...De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar stellingen, in het licht van de betwisting van de man hieromtrent, niet althans onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Uit de door de vrouw overgelegde bankafschriften zijn de door haar genoemde bedragen niet te destilleren, noch kan uit de stukken de wijze van besteding van de bedragen worden afgeleid. De bankafschriften zijn niet voorzien van een toelichting, noch zijn ter terechtzitting duidelijke geldstromen en bestedingen aangeduid. Ook heeft de vrouw niet betwist inmiddels in het bezit te zijn van alle roerende goederen die zij wenste te ontvangen. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek met betrekking tot de vergoedingsrechten dient te worden afgewezen... “.
Hiertegen richt zich de tweede grief van de vrouw. Zij stelt dat de man aan haar dient te vergoeden de volgende bedragen:
Dak fl. 5.000,-- / € 2.268,90
Auto’s (zowel voor als tijdens het huwelijk) fl. 8.000,-- / € 3.630,24
Keuken fl. 6.000,-- / € 2.722,68
Garage fl. 11.114,50 / € 5.043,54
Kunststof kozijnen € 3.000,--
Lening aan man in verband met roodstand rekening man € 5.000,-- en lening man fl. 6.500,-- / € 2.949,57;
In woning man achtergelaten eettafel en stoelen, driezits leren bank en inbouwvaatwasmachine € 1.000,--
Ter zitting van het hof heeft de vrouw haar verzoek ter zake van de in de woning van de man achtergelaten eettafel en stoelen, driezits leren bank en inbouwvaatwasmachine (7) ingetrokken, zodat de grief van de vrouw in zoverre geen bespreking behoeft.
3.11.2.Het hof zal de door de vrouw aangevoerde genoemde posten afzonderlijk beoordelen.
1. Dak fl. 5.000,-- / € 2.268,90
De vrouw stelt dat zij uit privévermogen fl. 5.000,-- ter beschikking heeft gesteld voor de vernieuwing van het dak van de woning van de man. Ter onderbouwing heeft zij een rekeningafschrift van haar spaarrekening (sterrekening) van de Postbank (d.d. 25 november 1986) overgelegd en een door beide partijen op 8 november 1987 ondertekende verklaring betreffende door de man ontvangen bedragen van fl. 5.000,-- respectievelijk fl. 1.500,--.
De man heeft betwist dat de vrouw een bedrag van fl. 5000,-- aan de man ter beschikking heeft gesteld voor reparatie van het dak. Uit het bankafschrift blijkt niet van enige betaling aan de man.
Het hof is van oordeel dat de vrouw, tegenover de gemotiveerde betwisting van de man, niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een bedrag van fl. 5.000,-- ter beschikking heeft gesteld voor de vernieuwing van het dak van de woning van de man, zoals door haar gesteld. Uit voornoemd rekeningafschrift van de spaarrekening van de vrouw kan slechts worden afgeleid dat een bedrag van fl. 5.500,-- van de spaarrekening van de vrouw is afgeschreven; de wijze van besteding van dit bedrag kan er niet uit worden afgeleid. De enkele met de hand op het rekenafschrift afschrift gemaakte aantekening “dak” biedt geen bewijs van de besteding van het bedrag.
Uit de door partijen ondertekende verklaring, die dateert van bijna een jaar later, kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, evenmin worden afgeleid dat het bedrag van fl. 5.000,-- is aangewend voor de betaling van dakpannen, zoals de vrouw stelt.
De conclusie is dat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw met privévermogen heeft bijgedragen aan het dak van de woning van de man en aan haar hiervoor een vergoedingsrecht toekomt.
2. Auto’s (zowel voor als tijdens het huwelijk) fl. 8.000,-- / € 3.630,24
Ter zake van de post “auto’s” verwijst de vrouw slechts naar het overgelegde overzicht van schenkingen door haar moeder waarin een “Voorschot auto/Opel” ad fl. 8.000,-- is opgenomen.
Het hof overweegt dat, nu de vrouw ter zitting van het hof heeft erkend dat de auto op haar naam stond en dat zij ook in de auto reed, haar reeds hierom ter zake van de auto geen vergoedingsrecht toekomt.
3. Keuken fl. 6.000,-- / € 2.722,68
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij uit privévermogen een bedrag van fl. 6.000,-- ter beschikking heeft gesteld voor de keuken heeft de vrouw een rekeningafschrift van haar spaarrekening (plusrekening) van de Postbank (d.d. 21 november 1997) overgelegd en verwezen naar voornoemd overzicht van schenkingen door haar moeder waarop staat vermeld “Schenking keuken” ad fl. 6.000,--.
Het hof is, onder verwijzing naar hetgeen het hof hiervóór heeft overwogen, van oordeel dat de vrouw haar stelling, tegenover de betwisting van de man, niet althans onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Uit het rekeningafschrift van de spaarrekening kan slechts worden afgeleid dat een bedrag van fl. 5.400,-- van die rekening is afgeschreven; de wijze van besteding van dit bedrag kan er niet uit worden afgeleid. De enkele met de hand op het rekenafschrift gemaakte aantekening “nieuwe keuken” biedt geen bewijs van de besteding van dit bedrag. Het bedrag voor de keuken in het overzicht schenkingen (fl. 6.000,--) komt bovendien niet overeen met het van de spaarrekening afgeschreven bedrag (fl. 5.400,--).
Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de vrouw met privévermogen heeft bijgedragen aan de keuken en aan haar hiervoor een vergoedingsrecht toekomt.
4. Garage fl. 11.114,50 / € 5.043,54
De vrouw stelt dat zij uit privévermogen een bedrag van fl. 11.114,50. ter beschikking heeft gesteld voor de bouw van een garage bij de woning van de man.
Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar een aantal rekeningafschriften van haar bankrekening van de Postbank en haar spaarrekening van de ASN Bank.
De man betwist dat de vrouw aan de bouw van de garage heeft bijgedragen. Hij stelt dat de garage is betaald uit het bouwdepot dat was gekoppeld aan de hypotheek.
Het hof overweegt als volgt.
Vaststaat dat de man in eigen beheer een garage heeft gebouwd.
Blijkens de rekeningafschriften van de bankrekening van de vrouw bij de Postbank is op 14 augustus 2001, derhalve, dat is tussen partijen niet in geschil, in de periode dat de garage werd gebouwd, een bedrag van (afgerond) fl. 2.003,- overgemaakt naar de bankrekening van de man. Uit de rekeningafschriften blijkt voorts dat op 6 juli 2001 een bedrag van fl. 2.500,-- op de bankrekening van de vrouw is bijgeschreven van de spaarrekening van de vrouw, alsmede dat er in juli 2001 een aantal contante opnames (met daarbij de handgeschreven notitie "garage”) zijn gedaan, te weten op 5, 11 en 16 juli 2001.
De man heeft zijn stelling dat de garage is betaald uit het bouwdepot niet nader onderbouwd en geen verklaring gegeven voor de overschrijving en de contante opnames.
In aanmerking genomen dat de overschrijving van fl. 2.300,-- van de bankrekening van de vrouw naar de bankrekening van de man heeft plaatsgevonden in de periode dat de garage werd gebouwd, de man voor die overschrijving geen verklaring heeft kunnen geven en de man zijn stelling dat de garage is betaald uit het bouwdepot niet heeft onderbouwd, houdt het hof het ervoor dat genoemd bedrag is aangewend voor de bouw van de garage. Het hof gaat er van uit dat dit ook geldt voor de contant opgenomen bedragen (direct) nadat de vrouw op 11 juli 2001 een bedrag van fl. 2.500,-- van haar spaarrekening naar haar bankrekening heeft overgeboekt, te weten een bedrag van fl. 500,-- op 11 juli 2001 en een bedrag van fl. 1.500,-- op 17 juli 2001. De vrouw komt derhalve een vergoedingsrecht toe ad (2300 + 500 + 1500) fl. 4.300,--, ofwel (afgerond) € 1.951,--.
5. Kunststof kozijnen € 3.000,--
De vrouw stelt dat zij uit privévermogen een bedrag van € 3.000,-- ter beschikking heeft gesteld voor kunststof kozijnen voor de woning van de man, waartoe zij verwijst naar rekeningafschriften van haar bank- en spaarrekening.
De man betwist dat de vrouw hieraan heeft bijgedragen. Hij stelt dat de kozijnen zijn betaald uit het bouwdepot.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het rekeningafschrift van de bankrekening van de vrouw van de Postbank van 16 november 2007 is op 2 november 2007 op de bankrekening van de vrouw een bedrag ad € 3.500,-- bijgeboekt van de spaarrekening van de vrouw en is op 13 november 2007 een bedrag van € 3.000,-- van de bankrekening van de vrouw overgemaakt naar de bankrekening van de man. Ter zitting gevraagd naar een verklaring van het laatstgenoemde, moest de man het antwoord schuldig blijven.
Blijkens het rekeningafschrift van de Rabobank van 27 december 2007 heeft de man op 24 december 2007 een bouwdepot ad € 25.000,-- afgesloten. Vervolgens zijn blijkens een drietal rekeningafschriften bedragen ten behoeve van Glashandel [vestigingsnaam] afgeschreven, te weten op 9 januari 2008 (€ 4.500,--), 19 februari 2008 (1.984,--) en 14 maart 2008 (€ 215,60).
Uit de datum van afsluiting van het bouwdepot en de daaropvolgende betalingen aan Glashandel [vestigingsnaam] in januari tot en met maart leidt het hof af dat de plaatsing van de kozijnen plaatsvond (in ieder geval) korte tijd nadat de vrouw een bedrag van € 3.000,-- had overgeboekt naar de bankrekening van de man. Nu de man voor deze rechtstreekse overboeking geen verklaring heeft kunnen geven, gaat het hof er van uit dat het bedrag van € 3.000,-- is aangewend voor de plaatsing van de kozijnen. Dat de man (nadien) een bouwdepot heeft afgesloten, waaruit ook betalingen ten behoeve van de kozijnen zijn gedaan, staat aan dit oordeel niet in de weg. De opmerking van de man ter zitting dat het lang duurt voor een bouwdepot na aanvraag wordt verstrekt, zou er op kunnen wijzen dat er al eerder behoefte was aan gelden voor de betreffende verbouwing. De conclusie is dat de vrouw ter zake een vergoedingsrecht toekomt.
6. Lening aan man i.v.m. roodstand rekening man € 2.000,--
De vrouw stelt dat zij een bedrag van € 2.000,-- aan de man heeft geleend. De man betwist dit niet, doch stelt dat hij dit bedrag aan de vrouw heeft terugbetaald, hetgeen zou blijken uit een emailbericht van de vrouw aan de man van 21 augustus 2014.
Het hof stelt voorop dat een lening geen aanleiding geeft tot een vergoedingsrecht. Het hof zal hierna beoordelen of de vrouw op grondslag van lening een vorderingsrecht heeft jegens de man.
Het hof is van oordeel dat de man met genoemd emailbericht van de vrouw aan de man, dat voor zover van belang luidt: “(…) over die rode stoel, ik had je geld geleend toen omdat je rood stond bij de bank, naderhand heb jij “terugbetaald” en die stoel gekocht (…)”, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de lening van fl. 2000,-- door de man is afgelost. Het had, gelet op deze email, op de weg van de vrouw gelegen nader gemotiveerd aan te geven dat en waarom van terugbetaling door de man van het geleende bedrag van € 2000,-- geen sprake is, hetgeen de vrouw heeft nagelaten. Het hof zal de vordering van de vrouw tot terugbetaling van een bedrag van € 2.000,-- dan ook afwijzen.
Lening aan man ad fl. 6.500,-- / € 2.949,57
De vrouw verwijst voor deze door haar gestelde lening naar de eerdergenoemde (onder dak) door beide partijen op 8 november 1987 ondertekende verklaring betreffende door de man ontvangen bedragen van fl. 5.000,-- respectievelijk fl. 1.500,--.
Het hof is van oordeel dat de vrouw haar stelling niet althans onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Ter zitting van het hof heeft de vrouw deze lening in verband gebracht met de aankoop van dakpannen voor de woning van de man, maar mede gezien de datum van de genoemde verklaring waaruit de geldlening zou blijken, had het op de weg van de vrouw gelegen het hof nader te informeren over de aard en de stand van de lening, hetgeen zij heeft nagelaten. Dit klemt temeer nu zij haar verzoek ter zake van deze lening slechts één dag voor de mondelinge behandeling van het hof (bij wijze van vermeerdering van verzoek) heeft gedaan. Mitsdien zal het hof het (vermeerderde) verzoek ter zake afwijzen.