ECLI:NL:GHSHE:2018:1780

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
20-001586-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van Stichting Kinderboerderij Boxtel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, die als penningmeester van de Stichting Kinderboerderij Boxtel fungeerde, werd beschuldigd van meermalen verduistering van geldbedragen die toebehoorden aan de stichting. De tenlastelegging betrof verduistering van een totaalbedrag van ongeveer € 23.856,00 in de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan deze verduistering, waarbij hij het vertrouwen dat in hem was gesteld als penningmeester ernstig heeft misbruikt.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De verdediging pleitte voor een lagere schadevergoeding. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, Stichting Kinderboerderij Boxtel, deels toegewezen tot een bedrag van € 11.811,19, vermeerderd met wettelijke rente.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de verduistering, maar dat de functie die hij bekleedde niet als een persoonlijke dienstbetrekking kon worden aangemerkt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak benadrukt de ernst van het misbruik van vertrouwen door de verdachte en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001586-17
Uitspraak : 26 april 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 11 mei 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-023399-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 17.739,19, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging bepleit dat het hof de vordering zal toewijzen tot een bedrag van € 11.811,19
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015 te Boxtel en/of Eindhoven en/of Best en/of Oirschot en/of Schijndel en/of 's-Hertogenbosch en/of Son en Breugel en/of Veghel en/of Sint-Oedenrode, althans in het arrondissement Oost-Brabant, en/of America en/of Tilburg, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en), met een totaalbedrag van ongeveer € 23.856,00, in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld, die/dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Stichting Kinderboerderij Boxtel, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, welk(e) geldbedrag(en) hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als bestuurder en/of penningmeester van die Stichting Kinderboerderij Boxtel, in elk geval telkens anders dan door misdrijf, onder zich had, (telkens) zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Het hof is van oordeel dat uit het dossier volgt dat de functie die verdachte in de ten laste gelegde periode bij de Stichting Kinderboerderij bekleedde, niet kan worden aangemerkt als een persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015 in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld die toebehoorde aan Stichting Kinderboerderij Boxtel, welke geldbedragen verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

verduistering, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar meermalen schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen bij de Stichting Kinderboerderij, die hij als penningmeester/bestuurder van de Stichting onder zich had. Gedurende deze periode is zijn handelen onopgemerkt gebleven en is het totaal verduisterde geldbedrag opgelopen tot minst genomen € 11.811,19. Door zijn laakbare handelwijze heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt van het in hem als penningmeester en bestuurslid gestelde vertrouwen. Verdachte heeft de Stichting grote financiële schade berokkend en zich kennelijk niets aangetrokken van de eigendomsrechten van de Stichting.
Uit de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 maart 2018 en zijn afgelegde verklaringen bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat hij slechts eenmaal, in het verre verleden, met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Voorts houdt het hof in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat uit het onderzoek blijkt dat verdachte heeft geleden onder de vele publiciteit het thans bewezen verklaarde in zijn woonplaats [woonplaats] teweeg heeft gebracht.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof een taakstraf van de hierna te noemen duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij Stichting Kinderboerderij Boxtel
De benadeelde partij Stichting Kinderboerderij Boxtel heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 23.021,63, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 15.239,19, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, met dien verstande dat de vordering is verlaagd met bedragen die inmiddels door verdachte zijn afgelost. De totale vordering bedraagt in hoger beroep € 22.021,63.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij Stichting Kinderboerderij Boxtel als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot € 11.811,19. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
Voor het overige deel van de vordering bestaat onduidelijkheid nu de verdediging de omvang daarvan ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd heeft betwist. Het hof is van oordeel dat voor het vaststellen van het totale schadebedrag een uitvoerig en tijdrovend onderzoek noodzakelijk is en dat dit daarom een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Stichting Kinderboerderij Boxtel ter zake van het bewezen verklaarde toe tot het bedrag van
€ 11.811,19 (elfduizend achthonderdelf euro en negentien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 december 2015.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de Stichting Kinderboerderij Boxtel, ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 11.811,19 (elfduizend achthonderdelf euro en negentien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
94 (vierennegentig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 december 2015.
Aldus gewezen door:
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 26 april 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Huurman-van Asten en mr. Schlaghecke-Bouman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.