Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/296122 HA ZA 15-162)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
3.De beoordeling
€29.205,- met wettelijke rente. De vordering tot betaling van buitengerechtelijk kosten is door de rechtbank afgewezen. [derde 1] en [appellant] zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] .
“Voor goede trouw, vereist voor een beroep op dit artikel(art. 2014 oud BW, thans art 3:86 in samenhang met art. 3:11 BW, opm. hof)
, is niet alleen nodig dat de verkrijger ten tijde van de levering de onbevoegdheid van zijn voorman niet kende, maar ook dat niet gezegd kan worden dat hij die onbevoegdheid toen behoorde te kennen. Met het oog op dit laatste dient hij naar de bevoegdheid van zijn voorman het onderzoek in te stellen dat in de gegeven omstandigheden van hem kan worden verlangd.”