3.5.1.[appellante] heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
[verzekeringen] is als assurantietussenpersoon tekort geschoten in de op haar rustende zorgplicht en informatieplicht en uit dien hoofde aansprakelijk voor de schade die [appellante] heeft geleden doordat Nedasco geen dekking verleende bij de diefstal van de auto. [verzekeringen] had moeten uitleggen aan [appellante] dat er een alarmclausule AM406 gold voor de gewijzigde verzekering en wat die clausule precies inhield op het punt van het vereiste beveiligingssysteem conform klasse 3/AA03. [verzekeringen] heeft die uitleg niet gegeven en [appellante] evenmin gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet binnen 14 dagen na de afgifte van de polis op 11 oktober 2011 inbouwen van voormeld beveiligingssysteem. Daarbij voert [appellante] verder aan dat zij niet het clausuleblad, waarop de AM046-clausule werd vermeld, heeft ontvangen. Het ontbreken van uitleg over de clausule klemt te meer, nu de oude vanaf 2005 geldende polis inhoudelijk verschilt van de nieuwe polis van oktober 2011. [appellante] is door [verzekeringen] niet op dat verschil gewezen. Als [verzekeringen] [appellante] tijdig op de inhoud van de clausule had gewezen, had [appellante] tijdig het juiste alarmsysteem ingebouwd en had zij door de diefstal geen schade geleden. Van eigen schuld van [appellante] is geen sprake, aldus [appellante] . Het eigen schuld verweer van [verzekeringen] dient dan ook te worden verworpen. Subsidiair stelt [appellante] dat, gelet op het feit dat [verzekeringen] als de professionele partij in deze heeft te gelden, er hooguit sprake kan zijn van 20% eigen schuld.
3.5.2.[verzekeringen] heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt het hof hierna, voor zover van belang, terug.
3.5.3.1. Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat er een causaal verband is tussen de door [appellante] geleden schade als gevolg van het niet gedekt worden door de verzekeringsmaatschappij van de diefstalschade en het beweerde tekort schieten van [verzekeringen] in de nakoming van de op haar als assurantiepersoon rustende zorg- en informatieplicht. Het hof overweegt daartoe als volgt:
a) [appellante] wist of kon weten dat er in elk geval een alarmsysteem klasse III in de auto moest zijn ingebouwd. Het hof stelt dit vast op grond van productie G1 bij dupliek van [verzekeringen] , inhoudende het tot oktober 2011 met betrekking van de verzekerde auto geldende polisblad met clausuleblad, waarop onder meer is vermeld:
"(...) C0714 Alarminstallatie klasse 3
Ingeval van schade aan of verlies van het motorrijtuig door of ten gevolge van diefstal of joy-riding, resp. poging daartoe, zal uitsluitend dekking voor cascoschade bestaan wanneer het motorrijtuig ten tijde van de gebeurtenis is voorzien van een klasse 3 alarminstallatie met SCM-certificaat. Bij het verlaten van het motorrijtuig dient het alarmsysteem te allen tijde ingeschakeld te zijn/worden (...)"
[verzekeringen] heeft bij e-mail van 10 februari 2011 [appellante] nog op deze verplichting gewezen. Deze e-mail is vervolgens door of namens [appellante] als volgt beantwoord (middels een handgeschreven notitie op de geretourneerde e-mail):
"(...) 11-02-2011
Hij staat nu in de Winter staling als hij daar uit kom word het allarm in geboud (...)"
b) Anders dan [appellante] aanvoert, kan uit de producties 3 (inleidende dagvaarding), 11 en 14 (conclusie van repliek) niet worden vastgesteld dat [appellante] voorafgaand aan de diefstal van de auto op 8 oktober 2011 een Klasse 3 beveiligingssysteem in de auto heeft laten inbouwen door autobedrijf [autobedrijf] , waarvan haar zoon [zoon van appellante] vennoot is. Het hof stelt vast dat [appellante] noch de inkoopfactuur van het beveiligingssysteem noch het daarbij behorende certificaat heeft overgelegd, terwijl dat, mede gelet op de gemotiveerde betwisting op dit punt van [verzekeringen] , indien er daadwerkelijk een Klasse III beveiligingssysteem van het merk Gemini zou zijn ingebouwd, gezien artikel 21 Rv wel op haar weg had gelegen. Verder oordeelt het hof dat, indien [appellante] niet beschikt over deze beide bescheiden, dit te meer een indicatie is dat dit beveiligingssysteem niet is ingebouwd in de auto van [appellante] .
c) [appellante] heeft weliswaar bij repliek (productie 14) een SCM-certificaat van een alarmsysteem overgelegd, maar dit certificaat heeft betrekking op een personenauto, merk Mercedes Benz, type 230 TE, kenteken [kenteken 2] en dus niet op de in het geding zijnde auto. Bovendien betreft dit certificaat een alarminstallatie van klasse II en niet van klasse III.
d) [verzekeringen] heeft bij conclusie van antwoord onbetwist gesteld dat een alarminstallatie klasse III met een afstandsbediening wordt geactiveerd. In haar verklaring tegenover de heer of mevrouw [getuige 1] van [automotive] Automotive B.V., hierna [automotive] , (zie paragraaf 2.7. van het als productie 6 bij inleidende dagvaarding overgelegde onderzoeksrapport van [automotive] van 29 november 2012) heeft [appellante] aangegeven dat haar zoon [zoon van appellante] ooit een alarm in de auto heeft gebouwd waar zij verder geen bijzonderheden van weet. Het alarm kon aan en uitgezet worden
met een schakelaar onder de stuurkolom(cursivering hof). Ook [appellante] ' zoon, [zoon van appellante] , heeft tegenover de onderzoeker van [automotive] verklaard dat het door hem ingebouwde alarm middels een schakelaar onder de stuurkolom aan- en uit werd gezet. Het hof begrijpt, bij gebreke van een andersluidende toelichting, dat de bediening van die schakelaar handmatig dient te geschieden. Deze verklaringen duiden er op dat zich in de auto hoe dan ook geen alarmsysteem klasse III heeft bevonden, want een dergelijk systeem wordt niet handmatig met een schakelaar onder de stuurkolom, maar met een afstandsbediening geactiveerd.
e) Het hof stelt voorts vast dat [appellante] in het (als productie 5 bij inleidende
dagvaarding overgelegde en) door haar ingevulde en aan [automotive] toegestuurde
schade-aangifteformulier op de vraag
"(SCM) Certificaat aanwezig?"antwoordt met
"Nee".Indien er een alarminstallatie klasse III van het merk Gemini zou zijn
ingebouwd in de auto, zou er een certificaat aanwezig moeten zijn geweest en had
deze vraag met
"Ja" moeten zijn beantwoord. Ook dit gegeven duidt er op dat er hoe
dan ook geen klasse III-alarmsysteem in de auto van [appellante] was ingebouwd op het
moment van de diefstal.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat onvoldoende is gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat op het moment van de diefstal een alarminstallatie klasse III in de auto was ingebouwd en doet niet ter zake dat het volgens [appellante] ingebouwde beveiligingssysteem als gevolg van de schending van de zorg- en informatieplicht door [verzekeringen] mogelijk niet zou hebben voldaan aan de specifieke (technische) eisen die ingevolge de op de autoverzekering toepasselijke clausule AM046 zouden hebben gegolden. De verzekeraar zou immers hoe dan ook, vanwege het ontbreken van een klasse III alarminstallatie, geen dekking hebben verleend.
Voor het opdragen van bewijs aan [appellante] ter zake van het inbouwen van een klasse III alarmsysteem ziet het hof geen grond, nu zij noch in eerste aanleg noch in hoger beroep een op het causaal verband betrekking hebbend bewijsaanbod heeft gedaan en het hof evenmin aanleiding ziet ambtshalve haar tot dit bewijs toe te laten.
De overige stellingen en geschilpunten behoeven daarom geen bespreking meer.
3.5.3.2. Dit leidt tot het oordeel dat de grieven 1 en 3 (voor zover betrekking hebbend op [verzekeringen] ) falen en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep.