Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 23 augustus 2016;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 9 november 2016, waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van [appellant] van 31 januari 2017 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 14 maart 2017 met producties en eiswijziging;
- de akte van [appellant] van 25 april 2017 tevens houdende wijziging vordering;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 23 mei 2017.
6.De gronden van het hoger beroep
- factuur van 22 oktober 2014, afrekening t/m 30 september 2014 voor Administratieve dienstverlening 2013,
- factuur van 20 november 2014, eindafrekening voor Advisering inzake vervallen melkquotum en Juridische procedure tegen opleggen boete Meststoffenwet,
- factuur van 11 december 2014, eindafrekening voor Administratieve dienstverlening 2013,
voordatde procedure aanhangig werd gemaakt. Op zich is het juist dat in de overeenkomst alleen de datum van het ondertekenen ervan is vermeld en niet een datum van de daarin vermelde mondelinge overeenkomst. Deze omstandigheid leidt evenwel niet tot het door [appellant] gewenste resultaat van niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerde] vanwege onbevoegdheid in eerste aanleg. De overeenkomst houdt met zoveel woorden de bevoegdheid van [geïntimeerde] in tot het op eigen naam factureren, zoals in dit geval ook is gebeurd, en het vervolgens incasseren daarvan, zo nodig via een gerechtelijke procedure, zoals in dit geval ook is gebeurd, waarbij die procedure met zoveel woorden in de overeenkomst is vermeld. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] met deze overeenkomst bewezen dat zij uit hoofde van lastgeving bevoegd is op eigen naam ten behoeve van de rechthebbenden op te treden.