In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had in eerste aanleg een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ontvangen, waarin werd geoordeeld dat hij toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 van de Faillissementswet (Fw), waardoor de appellant geen 'schone lei' werd verleend. De appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij de boedelachterstand had ingelopen en geen nieuwe schulden had gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 11 april 2018, werd de bewindvoerder gehoord, die bevestigde dat de appellant zijn verplichtingen inmiddels was nagekomen.
Het hof oordeelde dat de appellant inderdaad zijn boedelachterstand had voldaan, maar dat hij gedurende de verlengde looptijd van de schuldsaneringsregeling zijn informatieplicht niet had nageleefd. Desondanks oordeelde het hof dat deze tekortkoming, gezien haar geringe betekenis, buiten beschouwing kon blijven. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verleende de appellant alsnog de 'schone lei', waarmee de schuldsaneringsregeling eindigde na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De uitspraak benadrukt het belang van de informatieplicht, maar erkent ook dat niet elke tekortkoming automatisch leidt tot het verlies van de 'schone lei'.