ECLI:NL:GHSHE:2018:1664
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag van de vader over de minderjarige na langdurige uithuisplaatsing en kindeigenproblematiek
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind. De vader, die niet de biologische vader is van de minderjarige, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn gezag was beëindigd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De minderjarige, geboren in Thailand, is sinds 2012 uit huis geplaatst en heeft sindsdien in een gezinshuis gewoond. Het hof oordeelde dat de vader niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. Dit oordeel is gebaseerd op de kindeigenproblematiek van de minderjarige, de gebeurtenissen in het verleden, en de beperkte rol die de vader in het leven van de minderjarige heeft gespeeld. Het hof benadrukte dat het van belang is dat de minderjarige duidelijkheid krijgt over zijn toekomstperspectief, vooral na zes jaar uit huis te zijn geplaatst. De vader had in zijn beroepschrift aangevoerd dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn mogelijkheden om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen, maar het hof volgde de raad voor de Kinderbescherming in zijn standpunt dat de vader niet in staat is om de opvoeding op een verantwoorde wijze te dragen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, die stabiliteit en voorspelbaarheid nodig heeft in zijn opvoeding.