ECLI:NL:GHSHE:2018:1642

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
200.218.914_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de ondercuratelestelling en benoeming van bewind en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondercuratelestelling van een rechthebbende, geboren in 1995. De moeder van de rechthebbende, die eerder als curator was benoemd, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin zij ambtshalve als curator was ontslagen en een andere curator was benoemd. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de ondercuratelestelling een te zware maatregel is. Het hof oordeelt dat het instellen van bewind in combinatie met mentorschap voldoende bescherming biedt aan de rechthebbende. De moeder heeft ter zitting haar verzoek aangepast en verzocht om haar vriendin als (opvolgend) curator te benoemen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de curatele opgeheven, terwijl het bewind en mentorschap zijn ingesteld. De moeder is benoemd tot mentor en haar vriendin tot bewindvoerder. De uitspraak benadrukt de betrokkenheid van de moeder bij de zorg voor haar zoon en de noodzaak van minder ingrijpende maatregelen dan curatele.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 19 april 2018
Zaaknummer: 200.218.914/01
Zaaknummer eerste aanleg: 5790019 OV VERZ 17-2349
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. de Houck,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995, wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de rechthebbende);
- [bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V., adres houdend te [postcode] [kantoorplaats] , Postbus [postbus] ,
(hierna te noemen: de huidige curator).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 30 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 juni 2017, en aangevuld ter zitting, heeft de moeder het hof verzocht om de voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar curatorschap in stand te laten dan wel haar echtgenoot de heer [opvolgend curator] als opvolgend curator te benoemen. Ter zitting heeft de moeder haar verzoek aangepast en verzocht om bij beschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad haar tezamen met mevrouw [de vriendin van de moeder] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969 en wonende te [woonplaats] , te benoemen tot curator, dan wel voornoemde mevrouw [de vriendin van de moeder] alleen tot curator te benoemen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018.
Bij die gelegenheid is gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. De Houck.
Haar echtgenoot heeft als informant de mondelinge behandeling bijgewoond.
2.3.1.
De huidige curator is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 8 augustus 2017, ingekomen op 9 augustus 2018 ;
  • de brief met bijlagen van de huidige curator d.d. 16 augustus 2017, ingekomen op 17 augustus 2018;
  • het ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegde stuk, te weten: de bereidverklaring van voornoemde mevrouw [de vriendin van de moeder] .

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 11 juli 2013 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, [de rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , onder curatele gesteld, met benoeming van de moeder tot curator.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, met ingang van de datum van de beschikking de moeder ambtshalve ontslagen als curator over de rechthebbende en tot curator over de rechthebbende benoemd: [bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift - kort samengevat - aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet voldoet aan de eisen om curator te zijn en haar derhalve ten onrechte heeft ontslagen als curator.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk wetboek (BW) kan de (kanton) rechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voorzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele opheffen, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, alsmede ambtshalve.
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:431 lid 1 BW kan de (kanton) rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.3.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.5.4.
De moeder heeft in haar toelichting alsook ter zitting van het hof benadrukt dat zij altijd goed en naar beste vermogen voor haar zoon/de rechthebbende heeft gezorgd en zijn belangen heeft behartigd. Hij kampt met geestelijke beperkingen die maken dat hij op het niveau van een peuter functioneert.
De moeder stelt dat zij door allerlei communicatieproblemen wellicht niet goed geïnformeerd is geweest over de taken van een curator, maar dat sprake is van onvoldoende gewichtige redenen om haar ambtshalve ontslag te verlenen.
Met begeleiding van haar advocaat heeft zij na de uitspraak van de rechtbank een eigen bankrekening voor de rechthebbende geopend en een overzicht gemaakt van diens inkomsten en uitgaven.
De voornaamste wens van de moeder is dat er goed voor haar zoon wordt gezorgd, en dat er maatwerk wordt geleverd op het gebied van zorg. Zij wil daarom zeggenschap houden over haar zoon.
Haar verzoek in hoger beroep heeft zij ter zitting zodanig aangepast dat zij nu verzoekt dat haar vriendin mevrouw [de vriendin van de moeder] , al dan niet tezamen met haar, tot curator benoemd wordt. Mevrouw [de vriendin van de moeder] heeft reeds ervaring als bewindvoerder over het vermogen van haar schoonvader en is betrokken bij de moeder en haar gezin.
3.5.5.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [de rechthebbende] (22 jaar) functioneert op een zeer laag niveau. Hij verblijft in een woonvorm van de stichting Gors. De moeder heeft vanaf zijn geboorte voor hem gezorgd. De rechthebbende kan op kleine schaal invloed uitoefenen op zijn bestaan, met name over welke activiteit hij wil gaan doen en wat hij wil eten. Sinds de rechthebbende bij de Gors verblijft, ligt de dagelijkse verzorging daar, maar de moeder is nog zeer bij hem in ruime zin betrokken. Zo is zij volledig op de hoogte van de vereiste medische behandelingen en is zij altijd aanwezig bij doktersbezoeken, zorgplanbesprekingen en dergelijke.
3.5.6.
Niet in geschil is dat de moeder, in de periode dat zij curator was van de rechthebbende, niet heeft voldaan aan de eisen om curator te kunnen worden danwel blijven. De moeder wil echter zelf als curator of op andere wijze betrokken blijven maar wil dit graag met iemand anders dan haar partner doen, van wie zij tot op heden ondersteuning heeft gehad en die naar haar zeggen alles voor rechthebbende doet, ook op financieel gebied. Ter zitting heeft de moeder haar verzoek dan ook in die zin aangepast dat zij haar vriendin voordraagt om samen met haar curator te zijn. Deze vriendin heeft de nodige ervaring omdat zij al geruime tijd bewindvoerder van haar (schoon-)vader is of is geweest.
3.5.7.
Gelet op vorenstaande is het hof van oordeel dat de ondercuratelestelling als een te zware maatregel is te beschouwen. Naar het oordeel van het hof kan het bewind in combinatie met mentorschap, voldoende civielrechtelijke bescherming bieden aan de rechthebbende. Het hof overweegt daartoe dat gebleken is dat de rechthebbende niet deelneemt aan het maatschappelijk verkeer, zodat geen risico bestaat dat hij door zijn handelen in de financiële problemen zal raken, noch bestaat er een noodzaak voor de door de curatele geboden derden-bescherming.
3.5.8.
Gelet op het standpunt van de moeder, haar gewijzigd verzoek en het verhandelde ter zitting, vat het hof de verzoeken van de moeder dan ook als zodanig op dat voor de rechthebbende een of meerdere passende en minder verstrekkende voorzieningen worden getroffen, in de vorm van het instellen van een bewind en mentorschap.
3.5.9.
In aanmerking genomen dat de moeder zeer betrokken is bij het wel en wee van de rechthebbende en zij ook activiteiten verricht in het kader van de behartiging van zijn belangen van niet vermogensrechtelijke aard, is het naar het oordeel van het hof in het belang van de rechthebbende om de moeder tot mentor te benoemen.
Dit ligt anders ten aanzien van de benoeming van een bewindvoerder. Ook al heeft de moeder aangevoerd dat haar tekortkomingen als curator daarin zijn gelegen dat zij niet juist was geïnformeerd, wat daar overigens ook van zij, en dat zij na de bestreden beschikking, met begeleiding van haar advocaat, orde op zaken heeft gesteld, is het naar het oordeel van het hof in het belang van rechthebbende om niet de moeder maar een derde - met ervaring op het gebied van de financiën - tot bewindvoerder te benoemen.
Nu de moeder ter zitting heeft verklaard dat zij ermee kan instemmen dat haar vriendin, mevrouw [de vriendin van de moeder] , de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende zal waarnemen en deze zich daartoe bovendien bereid heeft verklaard, zal het hof voornoemde mevrouw [de vriendin van de moeder] , mede gelet op haar reeds opgedane ervaring als bewindvoerder, tot bewindvoerder benoemen.
3.5.10.
Ingevolge artikel 1: 389, lid 2 BW treedt de beschikking waarbij de curatele is opgeheven in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst. Het hof ziet aanleiding om de ingangsdatum van de opheffing van de curatele, het instellen van een bewind en het mentorschap te bepalen op de dag nadat deze beschikking is verzonden.
3.5.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als volgt.
3.5.12.
Op grond van artikel 1:390 BW worden alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 1:380 BW bedoeld, binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, vanwege de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.
3.5.13.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, in verband met aantekening in het Curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 30 maart 2017;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft de bij beschikking van 11 juli 2013 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, ten aanzien van de rechthebbende ingestelde curatele op, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden;
stelt, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden, een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995, wonende te [woonplaats] aan het [adres 1] ( [postcode] );
stelt, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden, een mentorschap in ten behoeve van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995, wonende te [woonplaats] aan het [adres 1] ( [postcode] );
benoemt [de vriendin van de moeder] , wonende te [woonplaats] aan de [adres 2] , tot (opvolgend) bewindvoerder;
benoemt [moeder van de rechthebbende] , wonende te [woonplaats] aan de [adres 3] , tot mentor;
bepaalt dat de appellante - in haar hoedanigheid van voormalige curator - binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de (opvolgend) bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, overlegt;
bepaalt dat de (opvolgend) bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg;
bepaalt dat deze uitspraak, tot opheffing van de ondercuratelestelling, binnen tien dagen nadat deze ten uitvoer kan worden gelegd, op de voet van artikel 1:390 BW vanwege de griffier in de Staatscourant bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg in verband met aantekening in het Curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.D.M. Lamers, J.C.E. Ackermans-Wijn en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.