3.5.Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.Ingevolge artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk wetboek (BW) kan de (kanton) rechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voorzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele opheffen, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, alsmede ambtshalve.
3.5.2.Ingevolge artikel 1:431 lid 1 BW kan de (kanton) rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.3.Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.5.4.De moeder heeft in haar toelichting alsook ter zitting van het hof benadrukt dat zij altijd goed en naar beste vermogen voor haar zoon/de rechthebbende heeft gezorgd en zijn belangen heeft behartigd. Hij kampt met geestelijke beperkingen die maken dat hij op het niveau van een peuter functioneert.
De moeder stelt dat zij door allerlei communicatieproblemen wellicht niet goed geïnformeerd is geweest over de taken van een curator, maar dat sprake is van onvoldoende gewichtige redenen om haar ambtshalve ontslag te verlenen.
Met begeleiding van haar advocaat heeft zij na de uitspraak van de rechtbank een eigen bankrekening voor de rechthebbende geopend en een overzicht gemaakt van diens inkomsten en uitgaven.
De voornaamste wens van de moeder is dat er goed voor haar zoon wordt gezorgd, en dat er maatwerk wordt geleverd op het gebied van zorg. Zij wil daarom zeggenschap houden over haar zoon.
Haar verzoek in hoger beroep heeft zij ter zitting zodanig aangepast dat zij nu verzoekt dat haar vriendin mevrouw [de vriendin van de moeder] , al dan niet tezamen met haar, tot curator benoemd wordt. Mevrouw [de vriendin van de moeder] heeft reeds ervaring als bewindvoerder over het vermogen van haar schoonvader en is betrokken bij de moeder en haar gezin.
3.5.5.Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [de rechthebbende] (22 jaar) functioneert op een zeer laag niveau. Hij verblijft in een woonvorm van de stichting Gors. De moeder heeft vanaf zijn geboorte voor hem gezorgd. De rechthebbende kan op kleine schaal invloed uitoefenen op zijn bestaan, met name over welke activiteit hij wil gaan doen en wat hij wil eten. Sinds de rechthebbende bij de Gors verblijft, ligt de dagelijkse verzorging daar, maar de moeder is nog zeer bij hem in ruime zin betrokken. Zo is zij volledig op de hoogte van de vereiste medische behandelingen en is zij altijd aanwezig bij doktersbezoeken, zorgplanbesprekingen en dergelijke.
3.5.6.Niet in geschil is dat de moeder, in de periode dat zij curator was van de rechthebbende, niet heeft voldaan aan de eisen om curator te kunnen worden danwel blijven. De moeder wil echter zelf als curator of op andere wijze betrokken blijven maar wil dit graag met iemand anders dan haar partner doen, van wie zij tot op heden ondersteuning heeft gehad en die naar haar zeggen alles voor rechthebbende doet, ook op financieel gebied. Ter zitting heeft de moeder haar verzoek dan ook in die zin aangepast dat zij haar vriendin voordraagt om samen met haar curator te zijn. Deze vriendin heeft de nodige ervaring omdat zij al geruime tijd bewindvoerder van haar (schoon-)vader is of is geweest.
3.5.7.Gelet op vorenstaande is het hof van oordeel dat de ondercuratelestelling als een te zware maatregel is te beschouwen. Naar het oordeel van het hof kan het bewind in combinatie met mentorschap, voldoende civielrechtelijke bescherming bieden aan de rechthebbende. Het hof overweegt daartoe dat gebleken is dat de rechthebbende niet deelneemt aan het maatschappelijk verkeer, zodat geen risico bestaat dat hij door zijn handelen in de financiële problemen zal raken, noch bestaat er een noodzaak voor de door de curatele geboden derden-bescherming.
3.5.8.Gelet op het standpunt van de moeder, haar gewijzigd verzoek en het verhandelde ter zitting, vat het hof de verzoeken van de moeder dan ook als zodanig op dat voor de rechthebbende een of meerdere passende en minder verstrekkende voorzieningen worden getroffen, in de vorm van het instellen van een bewind en mentorschap.
3.5.9.In aanmerking genomen dat de moeder zeer betrokken is bij het wel en wee van de rechthebbende en zij ook activiteiten verricht in het kader van de behartiging van zijn belangen van niet vermogensrechtelijke aard, is het naar het oordeel van het hof in het belang van de rechthebbende om de moeder tot mentor te benoemen.
Dit ligt anders ten aanzien van de benoeming van een bewindvoerder. Ook al heeft de moeder aangevoerd dat haar tekortkomingen als curator daarin zijn gelegen dat zij niet juist was geïnformeerd, wat daar overigens ook van zij, en dat zij na de bestreden beschikking, met begeleiding van haar advocaat, orde op zaken heeft gesteld, is het naar het oordeel van het hof in het belang van rechthebbende om niet de moeder maar een derde - met ervaring op het gebied van de financiën - tot bewindvoerder te benoemen.
Nu de moeder ter zitting heeft verklaard dat zij ermee kan instemmen dat haar vriendin, mevrouw [de vriendin van de moeder] , de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende zal waarnemen en deze zich daartoe bovendien bereid heeft verklaard, zal het hof voornoemde mevrouw [de vriendin van de moeder] , mede gelet op haar reeds opgedane ervaring als bewindvoerder, tot bewindvoerder benoemen.
3.5.10.Ingevolge artikel 1: 389, lid 2 BW treedt de beschikking waarbij de curatele is opgeheven in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst. Het hof ziet aanleiding om de ingangsdatum van de opheffing van de curatele, het instellen van een bewind en het mentorschap te bepalen op de dag nadat deze beschikking is verzonden.
3.5.11.Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als volgt.
3.5.12.Op grond van artikel 1:390 BW worden alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 1:380 BW bedoeld, binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, vanwege de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.
3.5.13.Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, in verband met aantekening in het Curatele- en bewindregister.