ECLI:NL:GHSHE:2018:1637

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
200.184.317_01 H
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest tot herstel van een kennelijke fout in een eerder arrest betreffende proceskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2018 een herstelarrest gewezen in hoger beroep. Dit arrest betreft een verbetering van een kennelijke fout in een eerder arrest van 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1059. De fout betrof de begroting van de proceskosten, waarbij de getuigentaxe van een getuige, die € 900,-- bedroeg, niet was opgenomen. De advocaat van de geïntimeerden, mr. R.A. Wijnands, heeft het hof op 16 maart 2018 gewezen op deze omissie. Het hof heeft vervolgens geconstateerd dat er inderdaad een kennelijke fout was gemaakt, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het hof heeft de betrokken advocaten in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over de voorgestelde verbetering. Mr. Wijnands heeft aangegeven dat het hem juist leek om het bedrag van € 900,-- alsnog op te nemen in de begroting van de proceskosten. Mr. F.W. Oehlen, de advocaat van de appellant, heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn mening kenbaar te maken.

Het hof heeft besloten om de proceskosten te verbeteren en het bedrag van € 900,-- toe te voegen aan de begroting van de proceskosten die de appellant aan de geïntimeerden dient te vergoeden. De tekst van de uitspraak is aangepast om deze verbetering weer te geven. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 april 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.184.317/01
arrest van 17 april 2018 strekkende tot VERBETERING in de zin van artikel 31 Rv van het arrest, gewezen op 13 maart 2018
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aanhangig is geweest tussen

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. F.W. Oehlen te Beek, Limburg,
tegen
Autobedrijf [de V.O.F.] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.A. Wijnands te Schinnen,
Bij brief van 16 maart 2018 heeft mr. Wijnands de griffier van het hof erop gewezen dat in de bovenstaande zaak tijdens het getuigenverhoor van 12 oktober 2017 is vastgesteld dat kosten zijn gemaakt in verband met het horen van de getuige [getuige] , maar dat over die kosten niets is bepaald in het door het gerechtshof gewezen eindarrest van 13 maart 2018.
Het hof heeft naar aanleiding van die brief geconstateerd dat het eindarrest van 13 maart 2018 een kennelijke fout bevat als bedoeld in artikel 31 Rv. In het arrest is onderaan blz. 5 en bovenaan blz. 6 bij het begroten van de proceskosten aan de zijde van [geintimeerden] c.s. ten onrechte de getuigentaxe van de getuige [getuige] ten bedrage van € 900,-- niet vermeld.
Het hof heeft de advocaten bij brief van 22 maart 2018 meegedeeld dat het hof voornemens is om deze fout met toepassing van artikel 31 Rv te verbeteren, en het bedrag van € 900,-- alsnog op te nemen in de begroting van de door [appellant] aan [geintimeerden] c.s. te vergoeden proceskosten. Het hof heeft de advocaten bij deze brief in de gelegenheid gesteld namens hun cliënten hun mening hierover aan het hof kenbaar te maken.
Mr. Wijnands heeft bij brief van 26 maart 2018 meegedeeld dat het hem juist lijkt om het bedrag van € 900,-- alsnog op te nemen in de begroting van de door [appellant] aan [geintimeerden] c.s. te vergoeden proceskosten.
Mr. Oehlen heeft binnen de hem gestelde termijn van veertien dagen geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om namens zijn cliënt zijn mening kenbaar te maken.
Het hof is, zoals aangekondigd in de brief van 22 maart 2018, van oordeel dat het eindarrest van 13 maart 2018 een kennelijke fout bevat als bedoeld in artikel 31 Rv omdat in het arrest bij het begroten van de proceskosten aan de zijde van [geintimeerden] c.s. ten onrechte de getuigentaxe van de getuige [getuige] ten bedrage van € 900,-- niet vermeld. Het hof zal het arrest daarom op de navolgende wijze verbeteren.

De beslissing

Het hof:
Bepaalt dat in onderdeel “7. De uitspraak” van het tussen partijen gewezen arrest van 13 maart 2018 de tekst
‘veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het principaal en het incidenteel hoger beroep, en begroot deze kosten aan de zijde van [geintimeerden] c.s. tot op heden op € 718,-- aan griffierecht en op € 3.474,-- aan salaris advocaat voor het principaal hoger beroep en op € 316,-- aan salaris advocaat voor het incidenteel hoger beroep;
moet worden verbeterd en gewijzigd in
‘veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het principaal en het incidenteel hoger beroep, en begroot deze kosten aan de zijde van [geintimeerden] c.s. tot op heden op € 718,-- aan griffierecht, op € 3.474,-- aan salaris advocaat en op € 900,-- aan getuigentaxe voor het principaal hoger beroep en op € 316,-- aan salaris advocaat voor het incidenteel hoger beroep;’.
Bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum van 17 april 2018 wordt vermeld op de minuut van het arrest van 13 maart 2018.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en R.J.M. Cremers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 april 2018.
griffier rolraa