Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/301155 / HA ZA 15-420)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens voorwaardelijke akte vermeerdering van eis met productie;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep en akte vermeerdering van eis met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de akte incidenteel hoger beroep van de vrouw;
- de antwoordakte in incidenteel hoger beroep van de man.
3.De beoordeling
manheeft de vrouw gedagvaard. Hij heeft (voor zover in hoger beroep van belang) gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw veroordeelt aan hem te voldoen:
vrouwheeft de vordering in conventie bestreden. In reconventie heeft de vrouw gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- de man en de vrouw hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de hypotheekschuld en in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn;
- de spaarverzekering op beider naam stond en de premies door partijen samen zijn betaald;
- het saldo van de spaarverzekering is aangewend voor aflossing van de hypotheekschuld zodat de vrouw uit die verzekering geen vermogen heeft verkregen;
- van de gemeenschappelijke rekening van partijen een bedrag van € 13.741,52 in de woning is geïnvesteerd en de man de helft daarvan (€ 6.870,76) heeft bijgedragen;
- de man een geldboete van de vrouw heeft voldaan, zodat de vrouw de helft daarvan (€ 15,--) aan de man moet vergoeden;
- de vrouw het door haar gestelde onrechtmatig handelen door de man onvoldoende heeft onderbouwd.
manheeft tijdig hoger beroep ingediend. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor wat betreft zijn draagplicht voor de hypotheekschuld en zijn aandeel in de aan de hypotheekschuld gekoppelde spaarverzekering. De man heeft hiertoe één grief aangevoerd.
vrouwheeft de grief en de voorwaardelijke vordering weersproken. Verder heeft de vrouw incidenteel hoger beroep ingesteld. De vrouw heeft vier grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover het betreft de vorderingen sub ii., iii, en iv en, opnieuw rechtdoende, tot toewijzing van die vorderingen met inachtneming van de door de vrouw in haar memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep geformuleerde vermeerdering van eis, met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
- de draagplicht van partijen voor de hypotheekschuld en de spaarverzekering (grief 1 en de voorwaardelijke vermeerdering van eis in het principaal hoger beroep);
- het vergoedingsrecht van de man vanwege de in de woning gedane investeringen (grief 1 in het incidenteel hoger beroep);
- de geldboete (grief 2 in het incidenteel hoger beroep);
- de auto (grief 3 in het incidenteel hoger beroep);
- de proceskosten (grief 4 in het incidenteel hoger beroep);
rechtbankheeft in rov. 4.2. en 4.3. van het bestreden vonnis overwogen dat de hypotheekschuld op beider naam is aangegaan, na verkoop van de woning de volledige opbrengst is aangewend voor de aflossing van de hypotheekschuld en het restant van de destijds gezamenlijk aangegane schuld gezamenlijk blijft. De rechtbank overwoog verder:
manricht zich tegen voornoemd oordeel van de rechtbank. Ter toelichting op zijn grief, voert de man, in aanvulling op hetgeen hij reeds in eerste aanleg naar voren heeft gebracht, het volgende aan.
vrouwbetwist dat de hypothecaire geldlening aan haar ter beschikking is gesteld. Met deze gelden is de woning verbouwd en zowel de man als de vrouw heeft het genot daarvan gehad. Beide partijen zijn draagplichtig voor de hypotheekschuld. Partijen hadden ook de bedoeling om ieder voor de helft van de hypotheekschuld draagplichtig te zijn.
hofoordeelt als volgt.
gezamenlijke(curs. hof) hypotheekschuld. Van ongerechtvaardigde verrijking is dan geen sprake.
mw. [derde 2] , zodat de stelling van de man, zonder nadere toelichting die ontbreekt, geen doel kan treffen.
vrouwbetwist in haar eerste grief – kort en zakelijk weergegeven – dat de man de kosten van de bestrating, zonwering, oplevering van de verbouwing en de betonklinkers heeft voldaan. De kosten van de loodgieter en keuken zijn vanuit het bouwdepot voldaan en dus niet ten laste van de gezamenlijke rekening gekomen. Bovendien zijn de kosten van de loodgieter en keuken reeds in de factuur van de oplevering van de woning begrepen. Onduidelijk is waarop de rechtbank haar berekening van de overige betalingen (€ 4.973,42) heeft gebaseerd.
manvoert ter bestrijding van de grief kort gezegd aan dat de facturen dateren uit 2010 en van hem na al die jaren geen bewijslevering meer van de betaling hiervan kan worden verlangd, vooral niet omdat de bewaartermijn van op betaling betrekking hebbende bescheiden is verstreken. De vrouw dient aan te tonen dat betalingen uit het bouwdepot zijn voldaan. De man betwist verder dat de kosten van de loodgieter en de keuken in de slotfactuur zijn opgenomen.
hofoordeelt als volgt.
rechtbankheeft in rov. 4.5. van het bestreden vonnis geoordeeld dat de stelling van de man dat hij een geldboete van de vrouw van € 30,-- heeft voldaan niet door de vrouw is betwist en dit gedeelte van de vordering van de man toegewezen.
vrouwbetwist dat de man de geldboete heeft betaald. De
manheeft ter betwisting van grief 2 gesteld dat van hem na al die jaren geen bewijslevering van de betaling van de geldboete meer kan worden verlangd, te meer nu de bewaartermijn van op betaling betrekking hebbende bescheiden is verstreken.
hofoordeelt als volgt.
rechtbankheeft in rov. 4.8 geoordeeld dat de vrouw de feitelijke grondslag van haar vordering (het onrechtmatig handelen door de man) onvoldoende heeft onderbouwd nu zij slechts heeft vermoed dat de aangifte wegens verduistering na 15 september 2011 is gedaan. Dientengevolge heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
vrouwheeft met haar derde grief dit oordeel van de rechtbank bestreden. Zij stelt ter onderbouwing van haar grief dat de man op 26 november 2011 aangifte heeft gedaan van verduistering, terwijl partijen op 15 september 2011 de afspraak hadden gemaakt dat de man alle zaken van de v.o.f., waartoe de auto (die ook was opgenomen in de balans en winst- en verliesrekening van de v.o.f.) behoorde, aan de vrouw zou afgeven. De man heeft daarom onrechtmatig gehandeld.
manbetwist dat partijen zijn overeengekomen dat de man de auto aan de vrouw zou afgeven. De afspraak waarnaar de vrouw verwijst betrof “zaken/administratie” van de v.o.f. en zag niet op de auto maar op alle bedrijfsmiddelen zoals de computer en (administratieve) bescheiden. De man heeft dus niet onrechtmatig jegens de vrouw gehandeld. Voorts betwist de man de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. De v.o.f. hield zich bezig met “bemiddeling van chauffeurs” waarvoor het hebben van een auto niet noodzakelijk was.
hofoordeelt als volgt.
hoftoe aan de beoordeling van de door de vrouw gevorderde, en door de man betwiste, schadevergoeding.
vrouwvordert betaling door de man van € 21.329,00 aan haar, in haar hoedanigheid van eigenaar van de eenmanszaak [eenmanszaak] . Dit bedrag is al volgt opgebouwd:
- een negatief kapitaal van de man per 31 december 2011 van € 10.079,-- in de v.o.f.;
- betalingen door de v.o.f. ten behoeve van de man voor:
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
4.De uitspraak
opnieuw rechtdoende: