Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
12.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 19 december 2017;
- de door beide partijen op 13 februari 2018 genomen aktes, waarbij [appellanten c.s.] bij hun akte één productie hebben overgelegd.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een afrekening tussen vennoten van een vennootschap onder firma (vof). De appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], zijn in principaal hoger beroep gegaan tegen de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De zaak betreft de afschrijvingen van investeringen en de waarde van de inventaris per 31 december 2012. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen waarin het de goodwill en de afschrijvingen heeft vastgesteld. In het laatste arrest van 17 april 2018 heeft het hof geoordeeld dat de goodwill per 1 januari 2013 op € 5.000,- moet worden gesteld en dat de partijen in staat zijn gesteld om een definitieve eindafrekening op te stellen. Echter, partijen zijn er niet in geslaagd om tot een gezamenlijke afrekening te komen. Het hof heeft vervolgens de waarde van de inventaris zelf geschat op € 45.000,-, rekening houdend met de argumenten van beide partijen en de ingebrachte bewijsstukken. Uiteindelijk heeft het hof de vorderingen van de appellanten afgewezen en de geïntimeerden in het gelijk gesteld, waarbij de appellanten zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.175,- aan de geïntimeerden, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2013. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.