3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 18 april 2000 is [appellant] in dienst gekomen van [geïntimeerde] als koerier, aanvankelijk voor bepaalde tijd en later voor onbepaalde tijd. De tijdelijke arbeidsovereenkomst vermeldt als arbeidsduur “40 uur per week” en niet gebleken is dat hiervan bij de verlenging is afgeweken.
Op 9 januari 2006 is [appellant] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Hierbij heeft hij ernstig letsel opgelopen, voornamelijk aan zijn rechterbeen, heup en bekken. Na een langdurige opname in het ziekenhuis is [appellant] gaan revalideren.
Op 18 december 2007 heeft een onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts van het UWV. Diens conclusie ten aanzien van de “prognose functionele mogelijkheden” luidde dat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zou verbeteren en dat de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zouden toenemen.
Op 4 januari 2008 heeft het UWV vastgesteld dat [appellant] volledig arbeidsongeschikt was voor het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden, maar wel in staat om ander passend werk te doen binnen het bedrijf van [geïntimeerde] (medewerker dispatching voor 20 uur per week) met een loonwaarde die 50% van het loon als koerier bedraagt. Met ingang van 7 januari 2008 is aan [appellant] een uitkering op grond van de WIA toegekend.
Vanaf februari 2009 is [appellant] in een aangepaste koeriersfunctie gaan werken, waarin hij vier uur per dag (in de ochtend) werkt: één uur zogenaamde inzagen (begeleiding van douanebeambten) en drie uur voor het rijden van een beperkte route.
Op 21 juli 2014 heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden door de verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] , die rapporteert dat sprake is van een stabiele toestand, waarbij ondanks langdurige revalidatie knieklachten niet zijn verdwenen en een wezenlijke verandering van de functionele mogelijkheden niet valt te verwachten.
Op 17 oktober 2014 heeft de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] , werkzaam voor het UWV, naar aanleiding van een herbeoordeling WIA per 10 oktober 2014 een rapport uitgebracht van een arbeidsdeskundig onderzoek naar de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellant] . Dit rapport vermeldt onder meer op pagina 5:
“Beoordeling arbeidsmogelijkheden en verdiencapaciteit
Maatgevende arbeid
De heer [appellant] is nog steeds niet geschikt voor de maatgevende arbeid, zoals eerder al verwoord is in de arbeidskundige rapportage d.d. 4-11-2008.
Gerealiseerde arbeid
De heer [appellant] is niet werkzaam.
Gangbare capaciteit
Ik heb het Claim Beoordeling en Borging Systeem (CBBS) geraadpleegd om de mogelijkheden in gangbare arbeid te onderzoeken en de volgende soorten functies geselecteerd:
Functie ______ SBC-code (…)
Productiemedewerker (samenstellen van producten) 11180 (…)
Gereedschapsmaker (beginnend) 264050 (…)
Verkoper groothandel 317012 (…)
Bovenstaande drie functies vormen de basis voor het vaststellen van de theoretisch resterende verdiencapaciteit (RVC). Zij vertegenwoordigen samen minimaal 9 arbeidsplaatsen.
Gezien het opleidingsniveau, de opleidingsrichting, het leervermogen en het arbeidsverleden is de heer [appellant] in staat tot het verrichten van de werkzaamheden in bovenstaande functies. De functies passen bij zijn belastbaarheid omdat het fysiek lichte functies zijn waarbij een zittende werkhouding mogelijk is. (…)
Op grond van de arbeidsmogelijkheden in gangbare arbeid wordt de theoretische resterende verdiencapaciteit vastgesteld op (…).
Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend door de verdiencapaciteit te vergelijken met het geïndexeerde maatmanloon (…).
Dit leidt tot een arbeidsongeschiktheidsklasse minder dan 35%.”
In november 2014 heeft [geïntimeerde] [appellant] een stuk voorgehouden onder het hoofd “ADDENDUM BIJ DE ARBEIDSOVEREENKOMST”. Dit addendum, voorzien van de datum 21 november 2014, bevat de navolgende tekst:
“Sinds 1 januari 2008 ontvangt werknemer een WIA-uitkering, vanaf dat moment heeft werknemer bij werkgever aangepast werk verricht.
Vanaf februari 2009 werkt werknemer 20 uur per week in een aangepaste Koeriersfunctie rekening houdend met zijn beperkingen.
De feitelijke situatie is dat werknemer 20 uur per week in een aangepaste Koeriersfunctie werkt en hierdoor zijn voorgaande contracturen van 40 uur per week niet meer van toepassing zijn. Hierdoor zijn de inmiddels ontstane arbeidsvoorwaarden, de volgende:
Artikel 1:
De werknemer wordt tewerkgesteld voor 20 uur per week in een aangepaste koeriersfunctie rekening houdend met zijn beperkingen.
Artikel 2:
[hof: loonbepaling]
Artikel 3:
Alle andere bepalingen van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst blijven onveranderd.”
Dit stuk is voorzien van de datum 21 november 2014. [appellant] heeft geweigerd om dit addendum te ondertekenen. Op 12 december 2014 heeft [geïntimeerde] dit stuk aan [appellant] overhandigd met daarop geschreven de opmerking dat [appellant] dit niet wilde ondertekenen.
3.2.1.[appellant] vordert in deze procedure – zakelijk weergegeven - tewerkstelling in zijn eigen functie voor 40 uur per week op straffe van verbeurte van een dwangsom, betaling van het bijbehorend loon en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. Ter onderbouwing van die vordering voert [appellant] aan dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat waarin een arbeidsduur van 40 uur per week is overeengekomen. De overeengekomen omvang van het dienstverband is nimmer blijvend gewijzigd. [geïntimeerde] heeft [appellant] tot november 2014 nooit voorgehouden dat de aanpassing van het dienstverband permanent zou zijn. De halvering van het aantal uren is niet rechtsgeldig overeengekomen. [geïntimeerde] heeft de omvang van het dienstverband niet eenzijdig mogen reduceren. [geïntimeerde] heeft ook altijd geweten dat het [appellant] voor ogen stond om volledig terug te keren. [appellant] is van mening dat hij weer in staat is om fulltime voor [geïntimeerde] te werken, maar [appellant] wil hem geen 40 uur per week laten werken.
3.2.2.[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. Daartoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat in 2009 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen voor 20 uur per week, althans dat zij erop mocht vertrouwen dat de overeengekomen arbeidsuur inmiddels 20 uur per week was. Voorts heeft zij, naar het hof begrijpt: subsidiair, aangevoerd dat [appellant] nog steeds arbeidsongeschikt is voor het verrichten van reguliere koeriersdiensten en dat zij het niet verantwoord acht om hem, in afwijking van de vaststelling van het UWV, meer dan drie uur per dag koeriersdiensten te laten verrichten. Andere passende werkzaamheden zijn binnen de afdeling [afdeling] van [geïntimeerde] niet voorhanden, aldus [geïntimeerde] .
3.2.3.In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter overwogen dat gelet op de ongewijzigde en lang onbestreden duur van de gewijzigde arbeidsovereenkomst en de wijze van uitvoering daarvan moet worden aangenomen dat sprake is van een gewijzigde arbeidsovereenkomst voor 20 uur per week en dat partijen daar gerechtvaardigd op konden vertrouwen. De vorderingen van [appellant] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.
3.3.1.[appellant] heeft tegen dit vonnis drie grieven aangevoerd. Grief 1 is gericht tegen de overweging van de kantonrechter in r.o. 4.7 dat de aard van de bedongen arbeid is gewijzigd. [appellant] betwist dat de aard van de werkzaamheden is gewijzigd. De grieven 2 en 3 zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat partijen een blijvende wijziging van de arbeidsomvang zijn overeengekomen en dat [geïntimeerde] erop mocht vertrouwen dat de aangeboden arbeid ook de bedongen arbeid was geworden.
3.3.2.[geïntimeerde] heeft ook in hoger beroep verweer gevoerd. Het hof zal daar zo nodig bij de beoordeling van de grieven op terugkomen. Daarbij stelt het hof voorop dat het standpunt van [geïntimeerde] luidt dat een wijziging van de arbeidsovereenkomst is overeengekomen. Nu in het processueel debat niet is aangevoerd dat sprake is van een eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst door [geïntimeerde] , laat het hof de vraag of [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst eenzijdig mocht wijzigen verder buiten beschouwing.