ECLI:NL:GHSHE:2018:1584

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
200.233.326_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodzakelijkheid van gesloten uithuisplaatsing voor ontwikkeling tot evenwichtige volwassene

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, aangeduid als [appellant], die momenteel verblijft in een gesloten jeugdzorgaccommodatie. De zaak betreft de vraag of een machtiging voor gesloten jeugdhulpverlening noodzakelijk is, gezien de problematiek van [appellant] en zijn ontwikkeling naar volwassenheid. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 26 januari 2018 een beschikking gegeven waarin een machtiging voor gesloten jeugdhulp werd verleend.

[Appellant] is geboren in 2001 en staat onder toezicht van de Gecertificeerde Instelling (GI). Hij heeft een complexe problematiek en is eerder onder toezicht gesteld. De GI heeft verzocht om de machtiging voor gesloten jeugdhulpverlening te handhaven, terwijl [appellant] in hoger beroep ging tegen deze beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2018 zijn zowel [appellant] als de GI gehoord, maar de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] kampt met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling belemmeren. Er zijn zorgen over zijn impulsieve gedrag en de veiligheid van zowel [appellant] als zijn omgeving. Het hof concludeert dat een gesloten setting noodzakelijk is om [appellant] te begrenzen en de juiste behandeling te bieden. De GI heeft aangegeven dat er inmiddels een geschikte plek voor [appellant] is gevonden in een gesloten setting, wat het hof als positief beschouwt.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [appellant] voorop staat. Het hof benadrukt dat de gesloten plaatsing gezien zijn leeftijd en problematiek de laatste kans is voor [appellant] om zich te ontwikkelen tot een evenwichtige volwassene.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 12 april 2018
Zaaknummer : 200.233.326/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/329569 / JE RK 18-22
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
thans opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg
Juzt te [verblijfplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , locatie [locatie] ,
verweerster,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [belanghebbende 1]wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de vader);
- [belanghebbende 2]wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de moeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 januari 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 februari 2018, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulpverlening alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ter griffie ingekomen op 12 maart 2018, heeft de GI verzocht het hoger beroep van [appellant] af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Van Wijk;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de moeder.
2.3.1.
De vader en de raad zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 januari 2018.

3.De beoordeling

3.1.
[appellant] is geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] . De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [appellant] .
3.2.
[appellant] is bij beschikking van 15 november 2013 onder toezicht gesteld. Hij staat thans onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 14 november 2017 laatstelijk verlengd tot 15 november 2018.
3.3.
Bij beschikking van 13 december 2017 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [appellant] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.4.
Bij beschikking van 5 januari 2018 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken betreffende [appellant] .
3.5.
Bij de bestreden beschikking is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 26 januari 2018 tot uiterlijk 6 juli 2018 betreffende [appellant] .
3.6.
[appellant] kan zich met de onder 3.5. genoemde beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
[appellant] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat – het volgende aan. [appellant] kan op dit moment niet in de thuissituatie verblijven en hij (en ook zijn moeder) staat achter een uithuisplaatsing. Aan de vereisten voor een machtiging gesloten jeugdhulp is echter niet voldaan.
[appellant] is in december 2017 weggelopen vanwege toezeggingen met betrekking tot zijn verblijf thuis tijdens de feestdagen en ten aanzien van de doorstroming naar een andere groep, die niet zijn nagekomen, althans waarover geen duidelijkheid is verstrekt. Dat zorgde bij [appellant] voor veel onrust. In februari 2018 is [appellant] nog een keer weggelopen vanwege de mededeling dat het hoger beroep tegen de machtiging gesloten jeugdhulp niet zou worden afgewacht en er al een plek gerealiseerd zou worden in een gesloten setting. Dat was een paniekactie.
[appellant] wil graag laten zien dat hij een plaatsing in een open behandelgroep met goed resultaat kan voltooien. In 2015 is een dergelijke plaatsing ook goed verlopen en [appellant] zegt toe dat hij zich niet meer aan de behandeling zal onttrekken en daaraan zijn volledige medewerking zal verlenen.
Verder heeft [appellant] benadrukt dat zijn moeder hem nauwelijks kan bezoeken als hij gesloten geplaatst zit vanwege de reisafstand.
Ter zitting heeft [appellant] het hof in overweging gegeven om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp af te geven, zodat [appellant] zich in een open setting kan bewijzen, maar er tegelijkertijd wel een vangnet is.
3.8.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aan. De GI betwist dat aan [appellant] toezeggingen zijn gedaan die niet zijn nagekomen. Wel is er veel onduidelijkheid geweest over waar [appellant] zou worden geplaatst en voor hoe lang. Gebleken is dat de plek waar [appellant] nu gesloten zit, niet aansluit bij wat hij nodig heeft. Ter zitting heeft de GI medegedeeld dat er inmiddels een geschikte plek voor [appellant] is gevonden in een gesloten setting. De behandeling voor de problematiek van [appellant] kan niet worden geboden in een open setting. [appellant] kan op dit moment niet omgaan met de vrijheden in een open setting. Hij maakt keuzes waarbij zijn veiligheid en de veiligheid van anderen in het gedrang komt. Ook na de instelling van het hoger beroep heeft hij nog dergelijke keuzes gemaakt. Het is belangrijk dat [appellant] (verder) stabiliseert en een behandeling passend bij zijn problematiek krijgt, waarna kan worden toegewerkt naar een woonvorm buiten het gesloten kader.
Een voorwaardelijke machtiging brengt volgens de GI te veel spanningen en dientengevolge risico’s op negatieve ervaringen met zich. De GI gunt [appellant] juist positieve ervaringen die kunnen worden bereikt in een beschermde omgeving.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw) is de minderjarige in zaken betrekking hebbende op jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw bekwaam om in rechte op te treden.
Op die grond komt aan [appellant] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.9.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • voor [appellant] jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [appellant] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
3.9.3.
Een machtiging voor een jeugdige onder de achttien jaar kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
3.9.4.
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
3.9.5.
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten van artikel 6.1.2 lid 3 aanhef en sub a, lid 5 en lid 6 Jw.
3.9.6.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de hiervoor vermelde wettelijke vereisten van artikel 6.1.2 lid 2 Jw.
Het hof voegt daar het volgende aan toe.
Uit de stukken blijkt dat [appellant] kampt met langdurige en complexe problematiek. Er is sprake van een zorgelijke ontwikkeling. [appellant] heeft tijdens de uithuisplaatsing in 2015 weliswaar vooruitgang laten zien, maar de afgelopen periode is de veiligheid van [appellant] door zijn impulsieve gedrag ernstig in het gedrang gekomen. [appellant] is meermalen weggelopen en in aanraking gekomen met de politie. Hij luistert naar niemand en gaat volledig zijn eigen gang. Ook zijn moeder geeft aan geen grip op hem te hebben. [appellant] is onder andere fysiek agressief tegen de moeder geweest en het vermoeden bestaat dat zij door [appellant] bedreigd wordt. De moeder is op dit moment niet in staat om hulp in te schakelen en [appellant] de nodige ondersteuning te bieden.
Het hof vindt het noodzakelijk dat [appellant] wordt begrensd in zijn gedrag en de juiste behandeling krijgt voor zijn problematiek, waarbij hij leert om niet impulsief te handelen, zodat hij aan zijn toekomst kan werken en zich kan ontwikkelen tot een evenwichtige volwassene.
Ter zitting is een gesprek gevoerd over de op dit moment aangewezen plek voor [appellant] . De GI heeft, zoals hiervoor overwogen, medegedeeld dat er inmiddels een geschikte plek in een gesloten setting is gevonden voor [appellant] , namelijk bij SJSJ Almata. SJSJ Almata sluit aan bij wat [appellant] nodig heeft en hij kan daar op korte termijn terecht, aldus de GI. Aan de moeder is gevraagd om in het belang van [appellant] achter elke plaatsing - open dan wel gesloten - te staan. Het hof heeft de GI ter zitting gevraagd de beoogde behandeling toe te lichten. Dat bleek voor de GI ter zitting nog niet mogelijk.
Uit het verloop van de gebeurtenissen in de afgelopen periode, kan het hof niet anders dan concluderen dat een gesloten setting op dit moment de enige is waarbinnen [appellant] kan worden begrensd, aan een behandeling toe kan komen en de voor zijn toekomst noodzakelijke gedragsverandering kan doormaken. Een voorwaardelijke machtiging acht het hof daarvoor niet afdoende. Het hof is met de GI van oordeel dat een dergelijke machtiging op dit moment teveel spanningen en daarmede risico’s voor [appellant] met zich brengt. Gelet op de leeftijd van [appellant] - hij wordt in november zeventien - ziet het hof de gesloten plaatsing als de (laatste) kans voor hem om zich te ontwikkelen tot een evenwichtige volwassene.
Voorts verwacht het hof van SJSJ Almata dat het behandelplan, de te behalen doelen en de hiermee gepaard gaande tijdsduur op korte termijn inzichtelijk worden, zodat alle betrokkenen zich daarop kunnen instellen.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 januari 2018;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, P.M.M. Mostermans en H.M.A.W. Erven en is op 12 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.