Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Theeuwen-Verkoeijen;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door mevr. [vertegenwoordiger van de raad] .
3.De beoordeling
dit gedragvan [minderjarige] is toen het contact tussen [minderjarige] en de vader stop gezet. Met veel rust ging het periodes iets beter met [minderjarige] . Echter, [minderjarige] toonde steeds een heftige reactie op een vaderfiguur en/of [plaats] . Uit de stukken blijkt van meerdere, terugkerende heftige reacties die zij liet zien bij zowel het pleegezin als tijdens de behandeling vanuit de GGZ.
het gedragdat [minderjarige] laat zien in beginsel niet, maar hij stelt zich op het standpunt dat haar gedrag niet kan leiden tot het stopzetten van het contact tussen hem en [minderjarige] , althans dat door de professionele instanties onvoldoende is onderbouwd waarom haar gedrag betekent dat het contact met hem thans moet worden ontzegd. Verder voert hij aan dat de informatie van de GI aan de vader niet met officiële dan wel originele stukken van de GGZ wordt onderbouwd en van die informatie dan ook niet kan worden uitgegaan.