In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 januari 2017, waarin haar verzoek om een omgangsregeling en een informatieregeling met betrekking tot haar minderjarige kind werd afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.A.D. Luijten, heeft hoger beroep ingesteld omdat zij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank, die haar verbiedt contact te hebben met haar kind en haar verzoeken om omgang en informatie afwijst. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van der Borst, heeft in zijn verweerschrift het beroep van de moeder ongegrond verklaard en verzocht om afwijzing van haar verzoeken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2018 heeft het hof de standpunten van beide partijen, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De moeder heeft haar verzoek om omgang met haar kind ingetrokken, respecterend de wens van het kind om geen contact te hebben. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoeken met betrekking tot de omgang.
Wat betreft de informatieregeling is er een regeling getroffen waarbij de moeder tweemaal per jaar een klassengesprek heeft met de klassendocent van haar kind. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de informatieregeling betreft en heeft de nieuwe regeling vastgesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. De beschikking is op 12 april 2018 uitgesproken in het openbaar.