ECLI:NL:GHSHE:2018:1545

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
200.213.937_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en informatieregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 januari 2017, waarin haar verzoek om een omgangsregeling en een informatieregeling met betrekking tot haar minderjarige kind werd afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.A.D. Luijten, heeft hoger beroep ingesteld omdat zij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank, die haar verbiedt contact te hebben met haar kind en haar verzoeken om omgang en informatie afwijst. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van der Borst, heeft in zijn verweerschrift het beroep van de moeder ongegrond verklaard en verzocht om afwijzing van haar verzoeken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2018 heeft het hof de standpunten van beide partijen, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De moeder heeft haar verzoek om omgang met haar kind ingetrokken, respecterend de wens van het kind om geen contact te hebben. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoeken met betrekking tot de omgang.

Wat betreft de informatieregeling is er een regeling getroffen waarbij de moeder tweemaal per jaar een klassengesprek heeft met de klassendocent van haar kind. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de informatieregeling betreft en heeft de nieuwe regeling vastgesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. De beschikking is op 12 april 2018 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 april 2018
Zaaknummer: 200.213.937/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/292151 FA RK 14-8526
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.A.D. Luijten,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
drs. [belanghebbende],
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator
van de minderjarige [minderjarige] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 januari 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, met producties, ingekomen ter griffie op 5 april 2017, heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen voormelde beschikking. In haar beroepschrift heeft de moeder, samengevat, verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog een
omgangsregeling en een informatieregeling vast te stellen, althans te bepalen dat er een evaluatiemoment dient plaats te vinden als er geen omgangsregeling wordt vastgesteld.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 23 mei 2017, heeft de vader geconcludeerd het beroep van de moeder ongegrond te verklaren en haar verzoeken af te wijzen, met veroordeling van de moeder in de kosten van het geding.
2.3.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier van de advocaat van de moeder met bijlagen d.d. 12 januari 2018;
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Luijten;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van der Borst;
  • de bijzondere curator;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
2.4.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Na de mondelinge behandeling heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 8 februari 2018;
- het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 8 februari 2018;
- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 23 februari 2018;
- het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 23 februari 2018;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 23 februari 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] , op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 25 juli 2007 is de vader alleen met het gezag over [minderjarige] belast. [minderjarige] woont bij de vader.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank voor zover in hoger beroep van belang, de verzoeken van de moeder om een omgangsregeling en een informatieregeling te bepalen en het zelfstandig verzoek van de vader om te bepalen dat het in strijd met het belang van [minderjarige] is indien de moeder nieuwe verzoeken indient met betrekking tot de omgang, afgewezen. De rechtbank heeft de moeder verboden om met ingang van de datum van die beschikking contact te hebben met [minderjarige] en het recht van de moeder op omgang met [minderjarige] ontzegd. De beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen, het hof begrijpt voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoeken om een omgangsregeling en een informatieregeling te bepalen en het door de rechtbank opgelegde contactverbod en de ontzegging van de omgang, en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Omgang
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten ten aanzien van de omgang tussen de moeder en [minderjarige] nader toegelicht. Ook de bijzondere curator en de raad hebben hun visie ten aanzien van de omgang kenbaar gemaakt. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek met betrekking tot de omgang met [minderjarige] ingetrokken. De moeder heeft toegelicht dat de intrekking is ingegeven door de ter zitting in hoger beroep door de voorzitter gegeven samenvatting van het kindgesprek met [minderjarige] en hetgeen de bijzondere curator en de raad ter zitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht. De moeder respecteert de wens van [minderjarige] dat zij op dit moment geen contact wil met de moeder.
Het hof gaat er vanuit dat deze intrekking zich ook uitstrekt tot het verzoek van de moeder te bepalen dat er een evaluatiemoment dient plaats te vinden als er geen omgangsregeling wordt vastgesteld.
3.6.
Het hof maakt uit het voorgaande op dat de grieven met betrekking tot de omgang met [minderjarige] waaronder het verzoek van de moeder te bepalen dat er een evaluatiemoment dient plaats te vinden als er geen omgangsregeling wordt vastgesteld, niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat de moeder in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoeken in hoger beroep.
Informatieregeling
3.7.
Ten aanzien van de informatieregeling is ter zitting afgesproken dat de vader de klassendocent van [minderjarige] schriftelijk zal berichten dat hij ermee akkoord is dat de moeder tweemaal per jaar een klassengesprek heeft van tien minuten, waarbij de klassendocent (ook) met de moeder overlegt op welke manier de schoolfoto van [minderjarige] en de rapporten van [minderjarige] aan de moeder worden verstrekt. Ter zitting is ook afgesproken dat partijen het hof nog zullen berichten of de klassendocent hiermee akkoord is.
3.8.
De advocaat van de vader heeft het hof bericht dat de klassendocent c.q. school bereid is mee te werken aan de informatieregeling zoals ter zitting besproken. Volgens de vader bestaat er geen noodzaak om de regeling in een beschikking op te nemen.
3.9.
De advocaat van de moeder heeft het hof bericht dat de school heeft bevestigd mee te zullen werken aan bovenstaande informatieregeling. De moeder verzoekt om de regeling op te nemen in de beschikking. Verder heeft de moeder het hof nog gemeld dat er een discussie is ontstaan over de schoolfoto in het lopende schooljaar. De moeder wil die foto graag ontvangen, maar de vader heeft daar bezwaar tegen. De moeder verzoekt een beslissing op dit punt.
3.10.
Het hof stelt vast dat de moeder haar verzoek in het kader van de informatieregeling heeft gewijzigd zoals verwoord onder 3.9.
Het hof zal als volgt beslissen op het thans voorliggende verzoek van de moeder om een informatieregeling te bepalen.
Het hof zal de ter zitting van het hof tussen partijen overeengekomen regeling, waarmee ook de klassendocent/school blijkens de nadere na de zitting overgelegde berichten van partijen
akkoord is, opnemen in het dictum van deze beschikking.
Daarbij overweegt het hof dat de regeling geldt vanaf de datum van deze beschikking. De schoolfoto’s van [minderjarige] die vanaf deze datum zijn gemaakt maken onderdeel uit van de regeling. Dat geldt niet voor de schoolfoto’s van [minderjarige] die voor deze datum zijn gemaakt. Het verzoek ten aanzien van de informatieregeling zal dan ook voor het overige worden afgewezen.
3.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, doch uitsluitend voor zover het de informatieregeling betreft, en het verzoek van de moeder toewijzen als na te melden.
3.12.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt het hof het volgende. In zaken van familierechtelijke aard tussen ex-partners is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. Dit neemt niet weg dat zich ook in familierechtelijke zaken bijzondere omstandigheden kunnen voordoen die een proceskostenveroordeling rechtvaardigen. Het hof ziet in hetgeen de vader heeft aangevoerd echter niet zodanige bijzondere omstandigheden dat afgeweken zou moeten worden van de gebruikelijke compensatie van proceskosten in familiezaken. Het hof zal het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen dan ook afwijzen en de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep voor zover het de omgang met [minderjarige] betreft;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 januari 2017, doch uitsluitend voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder om een informatieregeling heeft afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de volgende informatieregeling vast:
de moeder heeft tweemaal per jaar een klassengesprek van tien minuten, waarbij de moeder met de klassendocent overlegt op welke manier de schoolfoto van [minderjarige] en de rapporten aan de moeder worden verstrekt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.N.M. Antens en L.Th.L.G. Pellis en is op 12 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.