In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige dochter is verlengd. De vader, bijgestaan door advocaat mr. A.W.M. Mans, verzoekt de beschikking te vernietigen en geen machtiging voor verlenging van de ondertoezichtstelling te verlenen. De GI, vertegenwoordigd door Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verzoekt de beschikking te bekrachtigen. De moeder, bijgestaan door mr. P.A.M. Verkuijlen, heeft incidenteel beroep ingesteld en verzoekt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 maart 2018, waarbij de vader niet verscheen. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een raadsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarige, geboren met het Downsyndroom, staat sinds 24 oktober 2016 onder toezicht van de GI. Het hof overweegt dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders en de gebrekkige communicatie. De vader wordt zowel als zorgzaam als problematisch beschreven, wat leidt tot de conclusie dat begeleiding van de gezinsvoogd noodzakelijk is.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank verbeterd wat betreft de datum, maar de verlenging van de ondertoezichtstelling is bekrachtigd. De vader kan zich niet verenigen met de beslissing en stelt dat de rechtbank zijn verweren niet heeft meegenomen. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling in het belang van de minderjarige is en dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken voor haar welzijn.