Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
rechtbankheeft geoordeeld dat het saldo op de bankrekening met nummer ING [ING rekeningnummer 2] wordt toegedeeld aan de vrouw, onder verrekening van de helft van het saldo op per peildatum aan de man.
betaalrekeningop de peildatum € 818,04 bedroeg. Dit brengt met zich dat de vrouw ter zake deze betaalrekening aan de man € 409,02 dient te voldoen.
profijt- en toprekening.
vrouwstelt dat het saldo van de
profijtrekeningop de peildatum € 25.983,32 bedroeg. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij (productie 4) zes opeenvolgende bankafschriften overgelegd, waaruit het door haar gestelde saldo op de peildatum afgeleid kan worden.
toprekeningstelt de vrouw dat het saldo op de peildatum € 0,-- bedroeg, na overboeking van het aldaar aanwezige saldo naar de profijtrekening.
manstelt dat de vrouw op de peildatum kon beschikken over een bedrag van in totaal € 53.715,99. Daartoe voert hij aan dat de mutaties die hebben plaatsgevonden op de peildatum bij het te verdelen saldo in aanmerking moeten worden genomen. In het licht bezien van het gegeven dat er in 2011 nog een saldo aanwezig was van € 81.123,95, is het ook aannemelijk dat de vrouw op de peildatum kon beschikken over een bedrag van in totaal € 53.715,99. De man stelt dat de vrouw saldo heeft overgeboekt naar een voor de man onbekende rekening. Ten onrechte gaat de vrouw eraan voorbij waar dit saldo gebleven is.
hofis van oordeel dat uit de door de vrouw overgelegde bankafschriften ter zake de
profijtrekeningis gebleken dat het saldo op de peildatum € 25.983,32 bedroeg. Het hof wijst in dit verband op het rekeningafschrift d.d. 3 december 2013, welk afschrift door de vrouw bij productie 4 in het geding is gebracht. Dit brengt met zich dat de vrouw ter zake deze profijtrekening aan de man € 12.991,66 dient te voldoen.
toprekeningis het hof van oordeel dat uit de rekeningafschriften die door de vrouw zijn overgelegd niet valt uit te leiden dat het saldo op de toprekening op de peildatum nihil was. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat het saldo van de profijtrekening op 16 november 2013 is overgeboekt naar de toprekening en op 18 november 2013 weer is teruggeboekt waardoor het saldo van de toprekening op de peildatum nihil was na deze overboeking, maar de vrouw heeft dit op basis van de overgelegde afschriften en overzichten, tegenover de gemotiveerde betwisting door de man niet, althans volstrekt onvoldoende onderbouwd. Het hof overweegt daartoe het volgende.
toprekeninguitgaan van een saldo op de peildatum van € 25.981,40, zoals blijkt uit het bankafschrift van de toprekening (productie 16 bij L). De mutaties die op 18 november 2013 op deze rekening hebben plaatsgevonden, heeft het hof niet in het saldo betrokken, omdat deze mutaties reeds in het saldo van de profijtrekening zijn betrokken. Dit brengt met zich dat de vrouw ter zake de toprekening aan de man € 12.990,07 dient te voldoen.
rechtbankheeft geoordeeld dat het saldo op de bankrekening met nummer ING [ING rekeningnummer 1] wordt toegedeeld aan de man, onder verrekening van de helft van het saldo op per peildatum aan de vrouw.
betaalrekeningop de peildatum € 833,72 bedroeg. Dit brengt met zich dat de man ter zake deze betaalrekening aan de vrouw € 416,86 dient te voldoen.
profijtrekening€ 25.000,09 bedroeg. Dit brengt met zich dat de man ter zake deze spaarrekening aan de vrouw € 12.500,04 dient te voldoen.
manheeft in aanvulling op het voorgaande gesteld dat het op zich juist is dat het bedrag ad € 1.160,89 niet in de verdeling van het saldo van de profijtrekening is betrokken, omdat dit bedrag vóór de peildatum is overgeboekt naar ING [ING rekeningnummer 2] . Echter, nu dit bedrag ook niet is betrokken bij de verdeling van het banksaldo van ING [ING rekeningnummer 2] , dient dit saldo alsnog verdeeld te worden, aldus de man.
hofdeelt het standpunt van de man .
rechtbankheeft geoordeeld dat het saldo op deze bankrekening wordt toegedeeld aan de man, onder verrekening van de helft van het saldo op de peildatum aan de vrouw.
vrouwstelt aan de hand van een in het geding gebracht mutatieoverzicht dat er op de peildatum een bedrag van € 68.990,95 op de rekening stond.
manbetwist niet dat er op de peildatum een bedrag van € 68.990,95 op de rekening stond, maar hij stelt dat dit bedrag verminderd dient te worden met € 38.241,--, nu dit geldbedrag niet aan partijen toebehoorde, maar aan zijn moeder.
hofstelt vast dat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door de vrouw is erkend dat ná de peildatum een bedrag van € 23.181,03 is teruggestort naar de rekening van de man en zijn moeder en dat dit bedrag derhalve niet in de verdeling tussen partijen betrokken dient te worden.
hofoverweegt als volgt. Ingevolge artikel 284 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn de algemene bepalingen van bewijsrecht, zoals neergelegd in boek 1, titel 2, afdeling 9 Rv (art. 149-207), van overeenkomstige toepassing in verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Nu dit laatste in de onderhavige zaak niet het geval is, is (ook) artikel 150 Rv van overeenkomstige toepassing.