Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
pro se en in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater],
5.Het verloop van de procedure
6.De beoordeling
I. voor recht verklaart dat haar vordering in de nalatenschap valt;
II. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling aan haar van € 8.346,90, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten;
III. subsidiair voor recht verklaart dat [geïntimeerde] zijn taak als executeur onbehoorlijk heeft vervuld, dan wel pro se onrechtmatig heeft gehandeld, met veroordeling van [geïntimeerde] tot vergoeding van de hierdoor geleden schade van € 8.346,90, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag;
Dat betekent dat de nalatenschap op grond van artikel 4:195 lid 1 BW in beginsel moet worden vereffend overeenkomstig het bepaalde in boek 4, titel 6, afdeling 3 BW.
Op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a BW behoeft de nalatenschap niet te worden vereffend volgens voormelde regels indien er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen.