Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/284408/HA ZA 14-737)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
“Wij beschikken over een drietal onderzoeksrapporten waaruit blijkt dat op perceel nummer [adres 2] vermoedelijk een ernstige bodemverontreiniging aanwezig is. De verontreiniging is niet volledig in beeld gebracht. Daarom is het voor ons niet mogelijk te bepalen of, en zo ja wat de invloed is op het perceel nummer [adres 1] .”De provincie doelt hiermee op rapporten van [deskundige] (verder: [deskundige] ) uit 1997 en 1998 betreffende het perceel [adres 2] .
geenverontreiniging was, maar veeleer dat er reden was om de aanwezigheid van verontreiniging te vermoeden. Deze brief, waarvan [geïntimeerde] stelt dat hij deze aan de makelaar heeft gegeven om [appellant] te informeren, zegt [appellant] niet te hebben ontvangen. Evenmin is hem medegedeeld door [makelaar] dat op het buurperceel vroeger een kolen-en oliehandel was gevestigd, aldus [appellant] . Volgens [appellant] heeft [makelaar] op de hem door [appellant] gestelde vraag of ter plaatse sprake was van verontreiniging expliciet ontkennend geantwoord.
[geïntimeerde] betwist de authenticiteit en de juistheid van de door [appellant] overgelegde telefoonnotitie en het bij akte in hoger beroep dienaangaande overgelegde mailbericht. Volgens [geïntimeerde] heeft de gemeente hem alleen doorverwezen naar de provincie en heeft hij het antwoord van de provincie, dat niet wees op de aanwezigheid van verontreiniging op perceel [adres 1] , aan de makelaar gegeven. Volgens hem blijkt dit ook uit een verklaring van de makelaar van 13 oktober 2014. [geïntimeerde] houdt staande dat de bodemverontreiniging die naderhand is geconstateerd hem ten tijde van de verkoop van het perceel niet bekend was. Uit het taxatierapport uit 2003 waar hij over beschikte, hiervoor in 4.1 onder b), blijkt ook niet van de aanwezigheid van verontreiniging of het vermoeden daarvan.