Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
6.De verdere beoordeling
Horeca algemeen”, omvattende onder meer hotelbedrijven. Niet in geschil tussen partijen is dat [Hotel 1] zich bezig houdt en hield met kamerverhuur. Volgens de eigen stellingen van [Hotel 1] had zij een telefoniste/receptioniste, bedrijfsleider, schoonmaakpersoneel en technisch personeel in dienst (memorie van grieven, pagina 6 bovenaan). Het hof volgt [Hotel 1] niet in haar standpunt dat technisch personeel en schoonmaakpersoneel niet valt onder de Verplichtstellingsbeschikking. Niet ter discussie staat immers dat zij wel werkzaam waren in het hotelbedrijf van [Hotel 1] . Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de loonsom uit horeca-activiteiten meer dan 50% van de totale loonsom uitmaakte. Dat het technisch personeel en schoonmaakpersoneel zich niet bezig hield met het verrichten van diensten ten behoeve van maaltijden, spijzen en dranken danwel de administratie van de verstrekking van logies zelf maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor de stelling van [Hotel 1] dat zij geen restaurantfunctie heeft, en geen barkeeper in dienst had. Voor een andersluidende opvatting bestaat naar het oordeel van het hof geen steun in de Verplichtstellingsbeschikking gelet op het bepaalde in artikel 4 sub a in verbinding met artikel 2 sub a en artikel 1 aanhef en sub a van de Verplichtstellingsbeschikking.