ECLI:NL:GHSHE:2018:1357

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
20-000205-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake poging tot gewapende overval en voorbereiding van diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1958 en verblijvende in PI Vught, was in eerste aanleg veroordeeld voor een poging tot gewapende overval op een Aldi in Bakel en voor de voorbereiding van een overval op een Aldi in Son. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 20 januari 2017 was gewezen. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldeed aan de signalementen van de overvallers, wat leidde tot vrijspraak van de poging tot gewapende overval. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereiding van een overval en opzetheling van een gestolen voertuig. De verdachte had op 30 januari 2016 samen met een medeverdachte een gestolen Peugeot 205 voorhanden, en er waren aanwijzingen dat zij zich voorbereidden op een overval op de Aldi in Son. Het hof oordeelde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat de auto door misdrijf was verkregen.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook beslist over de in beslag genomen goederen, waarbij enkele voorwerpen verbeurd werden verklaard en andere aan de verdachte werden teruggegeven. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000205-17
Uitspraak : 19 maart 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 20 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-880746-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
thans verblijvende in PI Vught, Nw Vosseveld 2 HvB Arres. te Vught.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde zal ontslaan van alle rechtsvervolging, het onder 1, 2 (met een partiele vrijspraak met betrekking tot het voorhanden hebben van een wapen) en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de verdediging zich geschaard achter de beslissingen van de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd. Bovendien is het beroepen vonnis niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2016 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of (een) geld(bedrag), geheel of ten dele toebehorende aan Aldi (vestiging Bakel), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (medewerk(st)ers van die Aldi), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
 (een) bivakmuts(en) op heeft/hebben gedaan en/of
 voornoemde Aldi binnen is/zijn gegaan met (daarbij) een pistool in zijn/hun hand en/of
 een pistool heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
 tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] de woorden: “Overval” en/of “Meekomen” en/of “Hier blijven” en/of “Doe die deur open”, althans woorden van gelijke aard, heeft/hebben geroepen/geuit en/of
 die [benadeelde 2] in/bij zijn nek, althans zijn lichaam heeft/hebben (vast)gepakt en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of op/tegen zijn bil/heup, althans het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Son, gemeente Son en Breugel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing, opzettelijk
 een gestolen voertuig (Peugeot 205, [kenteken 1] ) en/of
 (een) bivakmuts(en) en/of
 handschoenen en/of
 (een) wapen(s) en/of
 een tas
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 28 januari 2016 in meerdere gemeenten in Oost Brabant, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten meerdere, althans (een) geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 4304 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp voorhanden heeft gehad, terwijl hij (telkens) wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf
en/of
(telkens) van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruikt heeft gemaakt en/of verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van het gebruik maken en/of verwerven en/of voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), althans van enig(e) geldbedrag(en), (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en), – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Son, gemeente Son en Breugel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een goed te weten een voertuig (Peugeot 205 [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Onder 1 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), zich op 23 januari 2016 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – een poging tot een gewapende overval op een vestiging van de Aldi te Bakel.
Verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij dit feit.
Op 23 januari 2016 heeft er een poging tot een gewapende overval op de Aldi te Bakel plaatsgevonden, die is gepleegd door twee overvallers.
Op dat moment waren [benadeelde 2] en [benadeelde 1] aan het werk in deze Aldi en waren als enige personeelsleden aanwezig. Voornoemde [benadeelde 2] heeft slechts één van de twee overvallers gezien en beschrijft deze overvaller als een blanke man van zeker 190 cm groot. Zelf is hij 182 cm en hij schat dat de overvaller zeker 10 centimeter groter is dan hijzelf. Voorts heeft [benadeelde 2] verklaard dat de overvaller sprak met een duidelijk Brabants accent.
Voornoemde [benadeelde 1] heeft verklaard dat beide overvallers blanke mannen betroffen, waarbij zij de lengte van de overvaller die is omschreven door [benadeelde 2] heeft geschat op 185 centimeter. Volgens [benadeelde 1] was de tweede overvaller groter dan de eerste overvaller en sprak ook de tweede overvaller met een Brabants accent.
Verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verschenen en is door het hof over de ten laste gelegde feiten bevraagd. Het hof heeft bij die gelegenheid waargenomen dat verdachte een donker getinte man betreft, die niet spreekt met een Brabants accent.
Omtrent de lengte van de verdachte heeft de raadsman medegedeeld dat verdachte 174 centimeter lang is. Deze door de raadsman genoemde lengte van verdachte komt het hof niet onaannemelijk voor.
Gelet op het vorenstaande kan het hof niet tot een andere conclusie komen dan dat verdachte geenszins past in de door de slachtoffers opgegeven signalementen van de overvallers.
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot de overval op de Aldi te Bakel, heeft het hof vanwege het feit dat verdachte geenszins past in de door de slachtoffers van de poging tot de gewapende overval op de Aldi te Son gegeven beschrijving niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zodat het hof hem hiervan zal vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 30 januari 2016 te Son, gemeente Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing, opzettelijk
 een gestolen voertuig (Peugeot 205, [kenteken 1] ) en
 een bivakmuts en
 handschoenen en
 een tas
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 12 december 2015 tot en met 28 januari 2016 in meerdere gemeenten in Oost Brabant, van voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen (in totaal 4304 euro), gebruikt heeft gemaakt en/of verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het gebruik maken en/of verwerven en/of voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van bovengenoemde geldbedragen telkens wist dat deze geldbedragen, – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op 30 januari 2016 te Son, gemeente Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een ander, een goed, te weten een voertuig (Peugeot 205 [kenteken 1] ), voorhanden heeft gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verdediging heeft bepleit dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman – op gronden als vermeld in de pleitnota – aangevoerd dat elk direct bewijs tegen verdachte ontbreekt en er onvoldoende wettig althans overtuigend bewijs is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De in het politiedossier voorkomende medeverdachte [medeverdachte] is bij arrest van dit hof van
27 juni 2017 onder parketnummer 20-003177-16 inmiddels onherroepelijk veroordeeld ten aanzien van onder meer de poging tot de gewapende overval op de Aldi te Bakel en het medeplegen van de voorbereiding van een overval op de Aldi te Son.
Blijkens het politiedossier en de vaststellingen van het hof in voornoemd arrest kenmerkte de poging tot de gewapende overval op de Aldi te Bakel zich door het volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte] heeft in de periode tussen 22 januari 2016 en 30 januari 2016 als enige gebruik gemaakt van de Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] . Blijkens het track & trace-systeem van deze Opel Corsa is gebleken dat [medeverdachte] de dag voor de poging tot de overval op de Aldi te Bakel vlak voor sluitingstijd naar de Dorpstraat is gereden. Dit betreft de straat waar de Aldi is gevestigd. Circa een kwartier voor de sluitingstijd is [medeverdachte] met de Opel Corsa naar de Beekakker gereden (afstand 0,9 km) en is om 20.07 uur, net na sluitingstijd van de Aldi, weer vertrokken. De dag van de poging tot de overval van de Aldi te Bakel is [medeverdachte] met de Opel Corsa wederom vlak voor sluitingstijd van de Aldi naar de Dorpstraat gereden en circa 20 minuten voor de poging tot de overval is [medeverdachte] opnieuw naar de Beekakker te Bakel gereden. Omstreeks 17.55 uur vindt vervolgens de poging tot een gewapende overval plaats op de Aldi, gevestigd aan de Dorpstraat te Bakel, gepleegd door [medeverdachte] en een andere man. Bij deze overval hadden de twee overvallers een bivakmuts op, is er een pistool getoond en is [benadeelde 2] bij zijn nek vastgepakt en is hij door één van de overvallers tegen zijn hoofd geslagen en tegen zijn bil/heup geschopt. Nadat het alarm was afgegaan, zijn de overvallers zonder buit gevlucht en zijn zij met een gestolen Volkswagen Golf weggereden naar de parkeerplaats aan de Beekakker te Bakel. Circa 2 minuten later is [medeverdachte] met de Opel Corsa van datzelfde parkeerterrein afgereden.
Voorts is het hof op grond van het politiedossier en de vaststellingen van het hof in voornoemd arrest gebleken dat [medeverdachte] dezelfde dag van de poging tot overval op de Aldi te Bakel om 18.40 uur met de Opel Corsa naar het 17 Septemberplein te Son en Breugel is gereden, alwaar hij om 18.49 uur aankwam. Deze straat betreft een zijstraat van de Heistraat, waar een Aldi is gevestigd. Het sluitingstijdstip van die Aldi was die dag om 20.00 uur. Om 19.15 uur is [medeverdachte] vervolgens weer teruggereden naar de Veelakker te Eindhoven alwaar hij vaak verbleef om vervolgens even later weer terug te rijden naar Son. Om 19.43 uur is [medeverdachte] aangekomen op het Kerkpad te Son. Een minuut later is hij met de Opel Corsa naar Zonhove-Brink te Son gereden (afstand 0,8 km). Daar is de Opel blijven staan tot 20.05 uur, waarna [medeverdachte] via het Kerkpad en het 17 Septemberplein te Son is teruggereden naar de Veelakker te Eindhoven.
Op 24 januari 2016 heeft dit patroon zich herhaald. [medeverdachte] is vanuit de Veelakker te Eindhoven naar Son gereden, waarbij hij om 17.32 uur is aangekomen op de Heistraat, na een aantal minuten is hij via het Kerkpad naar Zonhove-Brink gereden en uiteindelijk is [medeverdachte] via het 17 Septemberplein iets na sluitingstijd van de Aldi, te weten om 18.05 uur weer teruggereden naar de Veelakker te Eindhoven.
Ook op 25, 26, 27 en 28 januari 2016 is [medeverdachte] vooral rond sluitingstijd van de Aldi naar Son gereden en heeft de Opel Corsa zich tot iets na sluitingstijd van de Aldi in de buurt van de Heistraat bevonden.
Op zaterdag 30 januari 2016 is [medeverdachte] wederom naar de Zonhove-Brink en de Heistraat te Son gereden. Van 18.16 uur tot 19.08 bevond de Opel zich in de Heistraat, waarna [medeverdachte] is vertrokken en om 19.11 uur de Opel Corsa heeft geparkeerd op de Zonhove-Brink. De Aldi gelegen aan de Heistraat te Son had die dag als sluitingstijd 20.00 uur. Om 19.49 uur zagen verbalisanten op de parkeerplaats bij voornoemde Aldi een Peugeot 205, met kenteken [kenteken 1] , geparkeerd staan. Uit het politiesysteem kwam naar voren dat er voor dit voertuig geen verzekeringsgegevens beschikbaar waren. Op het moment dat de verbalisanten naar de auto toereden, ging deze auto er van door. Later bleek ook dat deze auto als gestolen stond gesignaleerd. Ter hoogte van tankstation De Schimmel aan de Eindhovenseweg werd door verbalisant [verbalisant] gezien dat er vanuit het raam aan de bestuurderszijde goederen uit de Peugeot werden gegooid. Op deze plaats werden later twee handschoenen aangetroffen. Op de route die is gereden, is op 2 februari 2016 is in een bosschage aan dezelfde Eindhovenseweg, ter hoogte van benzinestation Tinq, een zwarte bivakmuts gevonden. Verdachte heeft later ten overstaan van de politie verklaard dat ze tijdens de achtervolging handschoenen en een muts uit de auto hebben gegooid. Tijdens de achtervolging werd duidelijk dat er twee personen in het voertuig zaten. De bestuurder van de Peugeot betrof medeverdachte [medeverdachte] en op de bijrijdersstoel zat verdachte. In de auto werd nog een groene plunjezak aangetroffen. Beide mannen droegen een donkere spijkerbroek met daarover een lichte joggingbroek.
De verdachte heeft met betrekking tot zijn aanwezigheid op 30 januari 2016 in de Peugeot op de parkeerplaats van de Aldi te Son een alternatief scenario geschetst. Volgens hem waren [medeverdachte] en hij van plan om een wietplantage leeg te gaan halen en was het puur toeval dat zij rond sluitingstijd op de parkeerplaats bij de Aldi stonden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat het pand met daarin de wietplantage was gelegen in de wijk achter de Aldi. [medeverdachte] en hij zaten daar in de auto te wachten tot ze een seintje zouden krijgen dat “de kust” veilig was, waarna ze naar de wietplantage zouden rijden. Verdachte heeft echter verschillende verklaringen hierover afgelegd. Zij zouden door een kale man en een andere figuur zijn opgehaald in Woensel en zijn afgezet bij de Peugeot. Later heeft verdachte verklaard dat hij door [medeverdachte] is opgehaald en dat [medeverdachte] de Opel Corsa heeft geparkeerd bij het industrieterrein in Son en dat zij vervolgens in een andere auto zijn gestapt en bij de Peugeot zijn afgezet. In een andere verklaring heeft verdachte verklaard dat ze zouden overstappen in een andere auto en mensen achterna moesten rijden. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] hem eerder die dag met de Opel Corsa heeft opgehaald en hem vervolgens op de parkeerplaats bij de Aldi heeft afgezet. [medeverdachte] is toen met de Opel Corsa weggereden. Kort daarna kwam [medeverdachte] teruggelopen met een persoon die hij kent als “ [bijnaam] ”. Deze persoon heeft tegen [medeverdachte] gezegd dat ze in de op de parkeerplaats gereedstaande witte Peugeot moesten gaan zitten wachten tot het veilig was en dat ze niet met de Opel Corsa naar de wietplantage mochten rijden. Deze persoon zou voor hen uitrijden naar de wietplantage. Volgens verdachte droeg hij op dat moment twee lagen kleding (twee broeken) en nieuwe schoenen om te voorkomen dat hij herkend zou worden tijdens het leeghalen van de wietplantage. In hoger beroep heeft hij deze verklaring in de kern herhaald.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met betrekking tot de reden waarom zij op 30 januari 2016 rond sluitingstijd op de parkeerplaats van de Aldi te Son stonden inconsistent en onderling tegenstrijdig hebben verklaard, evenals over de reden van het dragen van twee lagen kleding. Verdachte noch medeverdachte [medeverdachte] hebben namen willen noemen van de persoon of personen die hen bij de Peugeot zouden hebben gebracht en hebben daarmee elke mogelijkheid ontnomen om de verklaringen nader te onderzoeken. Bovendien vermag het hof niet in te zien waarom, in het geval dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een wietplantage wilde leeghalen, de Opel Corsa op een andere plek dan de Peugeot moest worden neergezet. Immers, het pand met daarin de wietplantage bevond zich volgens verdachte in de wijk gelegen achter de Aldi en er was derhalve geen enkele reden om de Opel Corsa op een andere plek weg te zetten dan waar de Peugeot zich bevond. Gelet op het vorenstaande wordt het door verdachte geschetste alternatieve scenario door het hof als onaannemelijk terzijde geschoven.
Het hof is van oordeel dat verdachte als mededader betrokken is geweest bij de voorbereiding van een overval op de Aldi te Son op 30 januari 2016 en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden op 30 januari 2016 ter voorbereiding op de geplande overval op de Aldi te Son in ieder geval een gestolen Peugeot, een bivakmuts, handschoenen en een tas voorhanden. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze voorwerpen, alsmede de gedragingen van verdachte en de medeverdachte (tijdens de vlucht voor de politie weggooien van de bivakmuts en de handschoenen) volgt naar het oordeel van het hof voldoende dat deze voorwerpen in hun gezamenlijkheid kennelijk bestemd waren tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.
Het hof grondt zijn oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 30 januari 2016 een overval op de Aldi te Son aan het voorbereiden waren en niet een ander misdrijf met name op de overeenkomstige bevindingen met betrekking tot de poging tot de hiervoor besproken gewapende overval op de Aldi te Bakel op 23 januari 2016, gepleegd door medeverdachte [medeverdachte] en een ander, en het aantreffen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op
30 januari 2016 te Son. In Bakel was er sprake van twee daders die bivakmutsen droegen. In Son is een bivakmuts op de vluchtroute aangetroffen, terwijl de verbalisanten hebben gezien dat vanuit de bestuurderszijde van de Peugeot voorwerpen naar buiten werden gegooid. In Bakel was er sprake van een “werkauto” (de gestolen Volkswagen Golf) en een “vluchtauto” (de Opel Corsa). In Son was eveneens sprake van een “werkauto” (de gestolen Peugeot 205) en diende dezelfde Opel Corsa evenals in Bakel als vluchtauto. De overval in Bakel vond vlak voor sluitingstijd plaats, terwijl in ieder geval medeverdachte [medeverdachte] vrijwel dagelijks vanaf de dag van de mislukte overval op de Aldi te Bakel vooral rond sluitingstijd van de Aldi te Son in de buurt is geweest van die Aldi en ook op 30 januari 2016 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vlak voor de sluitingstijd aangetroffen in de gestolen Peugeot 205 op de parkeerplaats bij de Aldi in Son.
Anders dan de rechtbank, is het hof met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] op 30 januari 2016 een vuurwapen voorhanden heeft/hebben gehad. Desondanks acht het hof bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de voorbereidingshandelingen van een diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld en/of afpersing. Hiertoe overweegt het hof dat medeverdachte [medeverdachte] en een ander bij de poging tot de overval op de Aldi in Bakel zich hebben bediend van geweld en bedreiging met geweld. Het hof is niet gebleken dat de intentie van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 30 januari 2016 een andere zou zijn dan bij de poging tot overval op de Aldi in Bakel.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zoals dit is bewezen verklaard.
Het hof verwerpt dientengevolge het verweer van de verdediging in al haar onderdelen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De verdediging heeft bepleit dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman – op gronden als vermeld in de pleitnota – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde. Volgens de raadsman was er op het moment dat verdachte in de Peugeot stapte geen enkele aanleiding om te vermoeden dat deze Peugeot door een misdrijf was verkregen, ook heeft hij de aanmerkelijk kans hiertoe niet aanvaard. Op het moment dat [medeverdachte] vluchtte voor de politie was verdachte niet meer in staat om deze auto te verlaten.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
Blijkens de aangifte van [aangever] is de betreffende witte Peugeot op 23 juni 2015 gestolen.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij op 30 januari 2016 op de parkeerplaats bij de Aldi in de witte Peugeot is gestapt, waarin zij later zijn aangehouden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte hier nog over verklaard dat hij door [medeverdachte] is afgezet bij de Peugeot, dat [medeverdachte] met de Opel Corsa is doorgereden en even later lopend terug is gekomen. Verdachte had toen al plaatsgenomen in de Peugeot en heeft daar gewacht op [medeverdachte] . Voorts is het hof gebleken dat de onderzijde van de stuurkolom van de auto weg was en dat de bedrading los hing. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte dat heeft waargenomen toen hij plaatsnam in de Peugeot en daar enige tijd heeft moeten wachten op de komst van [medeverdachte] .
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] , toen hij plaatsnam achter het stuur, een handomdraai maakte onder het dashboard van de Peugeot en de auto startte. Verdachte wist toen naar eigen zeggen dat het niet “koosjer” was. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat het woord “koosjer” door de politie is gezegd en dat hij daarop enkel “ja” heeft geantwoord, zonder dat hij wist wat het woord betekende. Hij heeft hiermee zeker niet bedoeld te zeggen dat hij wist dat het niet in orde was. Hij wist niet dat de auto van diefstal afkomstig was en dacht dat het een sloopauto was omdat dit hem was verteld.
Met de rechtbank acht het hof de door de verdachte ter terechtzitting gegeven uitleg zodanig onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig dat het hieraan voorbij gaat.
Gelet op het feit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de loshangende draden onder het dashboard van de auto heeft zien hangen, hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] een handbeweging heeft gemaakt onder het dashboard en de motor van de auto daarna startte en zijn verklaring dat dat hij wist dat het niet “koosjer” was, is voor het hof wettig en overtuigend komen vast te staan dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de Peugeot waarvan hij gebruik maakte door misdrijf was verkregen, zodat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Met de rechtbank, advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het onder 3 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert. Met de rechtbank overweegt het hof hiertoe als volgt.
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen registreerde inkomsten heeft, maar wel verdiensten heeft uit wiethandel en zwart werk (het hof begrijpt: betaald werk verrichten zonder daar belasting of sociale premies over te betalen). De contante geldbedragen die hij heeft gestort op zijn bankrekening zijn dan ook afkomstig van wiethandel en zwart werk.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de contante stortingen op de bankrekening van verdachte in relatie staan tot door hemzelf begane strafbare feiten en “onmiddellijk” daardoor zijn verkregen.
Aan verdachte is onder 3 schuldwitwassen in de zin van artikel 420bis, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd. Uit de wetsgeschiedenis en vaste jurisprudentie volgt dat in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht “om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen” om zijn gedragingen als “witwassen” te kunnen aanmerken. Gelet hierop moet worden aangenomen dat, indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedragingen niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
In die gevallen waarin het enkele storten op een eigen bankrekening van contante geldbedragen die onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn, kan worden aangemerkt als “omzetten” of “overdragen” in de betekenis van artikel 420bis, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafrecht, zal in de regel sprake zijn van een soortgelijk geval, hetgeen meebrengt dat, wil het handelen kunnen worden aangemerkt als “witwassen”, sprake dient te zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen gericht karakter heeft.
Met de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 4.304,-- onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf (wiethandel en zwart werk) en dat de verdachte dat geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en dat heeft omgezet door het te storten op zijn eigen bankrekening, zoals dit is bewezen verklaard.
Met de rechtbank heeft het hof echter niet kunnen vaststellen dat de verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag.
Dit betekent dat het onder 3 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en het hof niet kan komen tot de kwalificatie “witwassen”, zodat verdachte ten aanzien van dit bewezen verklaarde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde komt het hof tot de navolgende kwalificaties.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in vereniging schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een overval op de Aldi te Son. Uit het dossier blijkt van een zeer planmatige aanpak. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke overvallen wanneer het tot een daadwerkelijke uitvoering van het delict komt vaak nog jarenlang last ondervinden en dat de herinnering aan de overval hen vaak nog in hun dagelijks functioneren hindert.
Voorts heeft verdachte zich in vereniging schuldig gemaakt aan de opzetheling van een personenauto. In het algemeen geldt dat het helen van goederen bijdraagt aan de instandhouding van de afzetmarkt voor gestolen goederen en dienen dan ook op eenzelfde wijze als vermogensdelicten te worden bestraft.
Gelet op de ernst van deze bewezen verklaarde feiten, in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van een overval op een winkel. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf, bij een overval waarbij licht geweld/bedreiging heeft plaatsgevonden een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en bij een overval waarbij ander geweld is gebruikt dan licht geweld/bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Gelet op artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht waarin is bepaald dat het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld, bij voorbereidingshandelingen met de helft wordt verminderd, acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van één tot anderhalf jaar passend voor dit misdrijf.
Ten aanzien van de opzetheling van de personenauto zoekt het hof – zoals hiervoor reeds is overwogen, aansluiting bij het oriëntatiepunt ter zake van diefstal van een personenauto. De genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf een taakstraf van 120 uren, hetgeen overeenkomt met een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
In strafverzwarende zin houdt het hof rekening met:
 de omstandigheid dat verdachte de voorbereiding tot de overval op de Aldi te Son heeft begaan in vereniging met een ander;
 de planmatigheid en de professionaliteit van voornoemde voorbereidingshandelingen;
 de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2016 reeds verschillende malen, zij het voor ander soort feiten dan onderhavige, met justitie in aanraking is geweest.
Ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken van feiten en omstandigheden die in strafmatigende zin zouden moeten doorwerken in de op te leggen straf.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van lange duur noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
Beslag
Met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen overweegt het hof het volgende.
Het inbeslaggenomen wapen Walther PP, 7,65 mm, inclusief houder en 7 patronen (goednummer 954736), vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1 is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu het wapen en de munitie van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen bivakmuts (goednummer 949756) en handschoenen (goednummers 948048 en 963224), vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 4, 5 en 6, zijn vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep – dit voorwerpen betreffen met behulp van welke het bewezen verklaarde is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan hiervan aan verdachte toebehoorden.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van twee paar schoenen (goednummers 949018 en 948981) en een blouse/overhemd (goednummer 947413), vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummers 2, 3 en 7.
Voorts zal de teruggave aan de rechthebbende [benadeelde 3] gelasten van drie sleutels en een hanger van Citroën (goednummer 954584), vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 8.
Tot slot zal het hof ten aanzien van een stuk papier Opel Corsa (goednummer 954587) en een sleutelbos (goednummer 950913), vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummers 9 en 10 de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten, nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet met voldoende duidelijkheid is komen vast te staan wie de rechthebbende(n) hiervan is/zijn.
Naar het oordeel van het hof verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen de teruggave van deze voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 46, 47, 57, 63, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het
onder 1ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
onder 2 en 4bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het
onder 3bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 1 1 bivakmuts, goednummer 949756;
 1 1 handschoen, goednummer 948048;
 1 1 handschoen, goednummer 963224.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 wapen Walther PP, 7,65 mm, inclusief houder en 7 patronen, goednummer 954736.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 1 1 paar schoenen, goednummer 949018;
 1 1 paar schoenen, goednummer 948981;
 1 1 blouse/overhemd, goednummer 947413.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde 3] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3 sleutels en een hanger van Citroën, goednummer 954584.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 1 1 stuk papier, Opel Corsa, goednummer 954587;
 1 1 sleutelbos, goednummer 950913.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. J.T.F.M. van Krieken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 19 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.