De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft de vraag of het veilig is voor [minderjarige] om (gedeeltelijk) naar de moeder terug te keren ten onrechte ontkennend beantwoord. De rechtbank heeft op geen enkele wijze de omstandigheden betrokken waaronder de moeder de uitlating – dat zij zichzelf en [minderjarige] van het leven zou beroven – heeft gedaan. De moeder zag haar wens om op enig moment met [minderjarige] terug te keren naar haar familie in Litouwen compleet in duigen vallen. In dat geval zou de rechtbank, Mondriaan en de huisarts deze uitlating niet zo serieus hebben genomen. Daarbij komt dat de moeder, bij emotioneel beladen zaken, zich niet goed kan uitdrukken in het Nederlands en soms andere dingen zegt dan zij bedoelt. De huisarts en de crisisdienst van Mondriaan hebben niet met de moeder gesproken, doch enkel op basis van telefonisch contact met de gezinsvoogdijwerker een inschatting gemaakt van de situatie.
De rechtbank heeft voorts haar oordeel dat het voor [minderjarige] niet veilig zou zijn om (deels) naar de moeder terug te keren, onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft enkel de verklaringen van de GI, de pleegmoeder en de inschatting van de huisarts en Mondriaan meegewogen. De rechtbank heeft de verklaringen van de partner van de moeder, de verklaring van mevrouw [psycholoog] (psycholoog) en het rapport van [getuige] over de fysieke en psychische belastbaarheid van de moeder niet meegewogen in haar beoordeling. Voorts verwijst de moeder naar de verslagen van Xonar omtrent het verloop van de inmiddels lopende omgangscontacten met [minderjarige] .
De moeder acht de beslissing van de rechtbank om [minderjarige] voltijds uit huis te plaatsen in een verblijf pleegouder 24-uurs onbegrijpelijk. Er is een lange tijd sprake geweest van een vrijwillige uithuisplaatsing, waarbij er een goede samenwerking was tussen de moeder en de pleegouders en waarbij de moeder ook veelvuldig contact had met [minderjarige] . Onder deze omstandigheden was ook een minder vergaand middel mogelijk geweest. In plaats van te onderzoeken wat het daadwerkelijke plan van de moeder was om met [minderjarige] naar Litouwen te vertrekken en met haar de mogelijkheden en onmogelijkheden te bespreken, is het de moeder verboden om te vertrekken, met alle consequenties van dien. De moeder merkt ter zitting van het hof op dat zij al langer aangeeft dat zij graag met [minderjarige] naar Litouwen wil terugkeren en dat geen sprake is van een plotselinge wens. Deze wens is ontstaan na het einde van de relatie met haar partner, het geen zicht hebben op een baan in Nederland en het inmiddels opgetreden contactherstel met haar familie in Litouwen. De communicatie rondom de wens van de moeder om te remigreren is niet goed verlopen waardoor er bij de GI “paniek” is ontstaan. De moeder wil met [minderjarige] echter op termijn met een goed plan naar Litouwen vertrekken. Door middel van skype en sociale media kunnen de contacten tussen [minderjarige] en de pleegouders worden onderhouden. De familie van de moeder is bereid om de moeder en [minderjarige] in Litouwen te ontvangen, hen op te vangen en te helpen.
De moeder heeft voorts ter zitting verklaard dat zij zich door de GI gediskwalificeerd voelt en daarom richting de GI “in de verdediging schiet”. De GI stelt dingen over de moeder waarin zij zichzelf niet herkent. De moeder is van mening dat het voor [minderjarige] het beste is wanneer zij volledig thuis wordt geplaatst. Zij is voorts van mening dat zij het recht heeft om met [minderjarige] naar Litouwen te remigreren.