In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij het gezamenlijk gezag over de minderjarige is beëindigd en de moeder alleen het gezag heeft gekregen. De vader, die gedetineerd is, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te behouden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat het in het belang van het kind is dat de moeder alleen het gezag uitoefent. De vader heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de moeder geen contact wil en dat hij bereid is om samen te werken, ondanks zijn detentie. De moeder heeft echter aangegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de vader en dat overleg te belastend voor haar is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, maar ook om te werken aan een informatieregeling en omgang via de PI. Het hof heeft besloten om een onderzoek door de Raad te verzoeken om te bepalen of er bij gezamenlijke gezagsuitoefening een onaanvaardbaar risico is voor de minderjarige. De beslissing over het gezag is aangehouden tot 4 oktober 2018, in afwachting van het rapport van de Raad.