ECLI:NL:GHSHE:2018:1323

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
200.232.165_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over loonvordering van werknemer tegen oude werkgever

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Match International B.V. tegen een werknemer, hier aangeduid als [geïntimeerde]. De werknemer heeft een loonvordering ingediend tegen zijn voormalige werkgever, Match, en het hoger beroep is ingeleid na een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg op 25 oktober 2017. De appeldagvaarding is op 22 november 2017 uitgebracht, en de werknemer heeft betoogd dat deze nietig is omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is en de dagvaarding niet in het Pools is gesteld. Het hof heeft de procedure in hoger beroep voortgezet en de vordering van de werknemer in het incident afgewezen. Het hof oordeelt dat de appeldagvaarding tijdig is uitgebracht en dat er geen onredelijke benadeling is voor de werknemer door het gebrek in de taal van de dagvaarding. De zaak is aangehouden voor pleidooi, dat is gepland op 4 mei 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.232.165/01
arrest van 27 maart 2018
in de zaak van
Match International B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Match,
advocaat: mr. A.J. Exterkate te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.A. Severijn te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 november 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 25 oktober 2017, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen Match als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6346949 CV EXPL 17-7282)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
  • de akte incidentele vordering houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid;
  • de antwoordconclusie in incident houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[geïntimeerde] doet er in het incident een beroep op dat de appeldagvaarding nietig is. Hij voert daartoe het volgende aan.
[geïntimeerde] is woonachtig te Polen en is de Nederlandse taal niet machtig. Match heeft de appeldagvaarding conform de EG-Verordening van 13 november 2008, nr. EG 1393/2007 (BetVo-II) gestuurd naar de ontvangende instantie in Polen met het verzoek de dagvaarding aan [geïntimeerde] te laten betekenen. Het is [geïntimeerde] niet bekend op welke datum deze verzending heeft plaatsgevonden en of deze datum ligt binnen de appeltermijn van vier weken.
[geïntimeerde] ontving op 4 december 2017 stukken van de ontvangende instantie, maar heeft deze geweigerd omdat de stukken niet zijn gesteld in de vereiste taal, althans de stukken niet vergezeld zijn gegaan va een vertaling als genoemd in artikel 8 lid 1 a of b BetVo-II.
[geïntimeerde] heeft de stukken op 5 december 2017 retour gezonden aan de ontvangende instantie en heeft hierbij aangegeven dat hij de Poolse taal begrijpt.
Match heeft vervolgens nagelaten om conform artikel 8 lid 3 BetVo-II het verzuim te herstellen. [geïntimeerde] stelt zich dan ook op het standpunt dat Match niet binnen vier weken in appel is gekomen en dat niet is voldaan aan de vereisten die gelden voor grensoverschrijdende betekening. Match dient om deze reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2.
Match voert verweer tegen de vordering in het incident.
3.3.
Over de vraag of het hoger beroep tijdig is ingesteld overweegt het hof als volg.
Op grond van artikel 339 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedraagt de termijn waarbinnen hoger beroep van een kort geding vonnis kan worden ingesteld vier weken, te rekenen vanaf de dag van het vonnis dan wel de dag van de mondelinge uitspraak.
In de onderhavige zaak dateert het vonnis waarvan beroep van woensdag 25 oktober 2017. De termijn van vier weken begint derhalve op 26 oktober 2017 (als eerste dag) en eindigt aan het eind van de dag op woensdag 22 november 2017 (als achtentwintigste dag), en niet - zoals Match stelt - op 25 november 2017. Bij een grensoverschrijdende betekening wordt op grond van artikel 9 lid 2 BetVo-II de datum van betekening bepaald door het recht van de lidstaat van de aanvrager. Match, gevestigd in Nederland, is de aanvrager zodat de datum van betekening wordt bepaald door het recht van Nederland. Op grond van artikel 56 lid 4 Rv geldt de datum van verzending door de verzendende instantie (i.c. de gerechtsdeurwaarder) als de datum van betekening. Aangezien de appeldagvaarding is uitgebracht op 22 november 2017, is de appeldagvaarding tijdig uitgebracht.
3.4.
Over de niet-ontvankelijkheidsverklaring vanwege het niet in de Poolse taal stellen van de appeldagvaarding overweegt het hof als volgt.
Het hof constateert dat [geïntimeerde] in hoger beroep op de eerst dienende dag bij advocaat is verschenen. Voor zover er sprake is van een gebrek in de dagvaarding, moet dat gebrek daarom ingevolge artikel 122 lid 1 Rv voor gedekt worden gehouden. [geïntimeerde] heeft niet aangevoerd dat hij wordt bemoeilijkt in het voeren van verweer in de hoofdzaak als gevolg van gebreken in de dagvaarding. Het hof is ook niet anderszins gebleken dat [geïntimeerde] door het (vermeende) gebrek onredelijk is benadeeld. [geïntimeerde] heeft zelfs in de hoofdzaak al een memorie van antwoord genomen.
3.4.
Gelet op het voorgaande moet de vordering in het incident worden afgewezen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.5.
Match heeft pleidooi gevraagd. Het hof zal het verzoek om een datum voor pleidooi te bepalen honoreren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat partijen gelegenheid wordt geboden voor pleidooi;
bepaalt dat daartoe zitting zal worden gehouden op
4 mei 2018 om 11.00 uurin het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 maart 2018.
griffier rolraadsheer