ECLI:NL:GHSHE:2018:127

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
200.190.600_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst woonruimte wegens aan omwonenden veroorzaakte overlast

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Woonstichting Tiwos en een huurder, die herhaaldelijk overlast veroorzaakte voor omwonenden. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 6 juni 2017, waarin Tiwos niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep tegen eerdere tussenvonnissen. Het hof heeft in het tussenarrest de grieven van Tiwos tegen het eindvonnis van 2 maart 2016 verworpen, maar heeft de subsidiaire vorderingen van Tiwos in deze uitspraak opnieuw beoordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de huurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door herhaaldelijk overlast te veroorzaken. De huurder heeft geen tegenbewijs geleverd tegen de stellingen van Tiwos, waardoor het hof tot de conclusie komt dat de overlast van structurele aard is geweest. Het hof oordeelt dat de tekortkoming van de huurder, ondanks de geringe ernst, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het belang van Tiwos om andere huurders een rustig huurgenot te bieden, weegt zwaarder dan het woonbelang van de huurder.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en ontbindt de huurovereenkomst. De bewindvoerder van de huurder wordt veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en de sleutels aan Tiwos te overhandigen. Daarnaast wordt de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.190.600/01
arrest van 16 januari 2018
in de zaak van
Tiwos, [vestigingsnaam] Woonstichting,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Tiwos,
advocaat: mr. C.J.P. Schellekens te Best,
tegen
[bewindvoerder] ,
kantoorhoudend te [kantoorplaats] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de te [woonplaats] wonende heer [onder bewind gestelde] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. C.J.M. Jansen te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 6 juni 2017 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaak-rolnummer 3267497 CV EXPL 14-6047 gewezen vonnissen van 24 september 2014, 14 oktober 2015 en 2 maart 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 6 juni 2017;
  • de door Tiwos genomen antwoordmemorie na niet gehouden enquête.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof Tiwos niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, voor zover gericht tegen de tussenvonnissen van 24 september 2014 en 14 oktober 2015.
6.2.
Het hof heeft in het tussenarrest voorts de door Tiwos tegen het eindvonnis van 2 maart 2016 aangevoerde grieven I, II en III verworpen. Het hof heeft daar de gevolgtrekking aan verbonden dat de primaire vorderingen van Tiwos terecht zijn afgewezen.
6.3.1.
Tiwos heeft met haar grieven IV, V en VI haar subsidiaire vorderingen in volle omvang aan het hof voorgelegd. In verband met de beoordeling van die vorderingen heeft het hof in het tussenarrest [geïntimeerde] toegelaten tot de levering van tegenbewijs tegen de door het hof voorshands bewezen geachte stelling van Tiwos dat [de huurder] herhaaldelijk overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden en dat [de huurder] herhaaldelijk niet heeft voorkomen dat zijn bezoekers overlast hebben veroorzaakt voor omwonenden.
6.3.2.
[geïntimeerde] heeft geen tegenbewijs geleverd. Het hof neemt daarom nu als vaststaand aan dat [de huurder] herhaaldelijk overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden en dat [de huurder] herhaaldelijk niet heeft voorkomen dat zijn bezoekers overlast hebben veroorzaakt voor omwonenden. [de huurder] is door dit handelen en nalaten tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis jegens Tiwos om zich als een goed huurder te gedragen. Ook heeft [de huurder] op deze wijze in strijd gehandeld met de op de huurovereenkomst toepasselijke algemene voorwaarden, waarin met zoveel woorden is bepaald, kort gezegd, dat [de huurder] ervoor moet zorgen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door hemzelf, huisgenoten of door derden die zich vanwege [de huurder] in het gehuurde bevinden.
6.3.3.
Overeenkomstig rechtsoverweging 3.9.5 van het tussenarrest is het hof nu definitief van oordeel dat niet kan worden gezegd dat die tekortkoming wegens haar geringe ernst de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Zoals het hof in het tussenarrest reeds heeft overwogen, rijst uit de door Tiwos overgelegde stukken het beeld dat de overlast van langdurige structurele aard is geweest. [de huurder] heeft dat beeld niet weerlegt en geen tegenbewijs geleverd.
6.3.4.
Het hof concludeert om deze redenen dat de subsidiaire vorderingen van Tiwos toegewezen moeten worden. Het woonbelang van [de huurder] voert niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van het hof moet in dit geval voorrang worden gegeven aan de belangen van Tiwos. Tiwos is gehouden om aan haar andere huurders een rustig huurgenot te verschaffen. Van Tiwos is daarom niet te vergen de huurovereenkomst met [de huurder] te laten voortduren. Het hof zal daarom het bestreden vonnis van 2 maart 2016 vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
 de tussen Tiwos en [de huurder] gesloten huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] te [plaats] ontbinden;
 [geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] , veroordelen om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit arrest met al hetgeen van [de huurder] is te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Tiwos te stellen.
Het hof zal ook de door Tiwos gevorderde gebruiksvergoeding over de periode tussen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning op de hierna te melden wijze toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Bij deze stand van zaken moet [geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] , als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het geding in eerste aanleg worden veroordeeld.
6.4.
Het hoger beroep heeft in belangrijke mate doel getroffen. Het hof zal [geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] , daarom als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaak-rolnummer 3267497 CV EXPL 14-6047 gewezen vonnis van 2 maart 2016;
opnieuw rechtdoende:
 ontbindt de tussen Tiwos en [de huurder] gesloten huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] te [plaats] ;
 veroordeelt [geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] , om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit arrest met al hetgeen van [de huurder] is en met al de personen die zijdens [de huurder] in de woning verblijven te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Tiwos te stellen;
 veroordeelt [geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] , tot betaling van € 560,81 per maand voor elke ingegane maand dat [de huurder] na de datum van dit arrest in de woning verblijft tot het moment van de feitelijke ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze maandtermijnen vanaf de data waarop deze maandtermijnen opeisbaar worden;
 veroordeelt [geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] , in de proceskosten van het geding in eerste aanleg, en begroot die kosten aan de zijde van Tiwos tot op heden op € 95,77 aan dagvaardingskosten, € 115,-- aan griffierecht en € 600,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [geïntimeerde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de huurder] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van Tiwos tot op heden op € 96,01 aan dagvaardingskosten, € 718,-- aan griffierecht en € 1.788,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en A.A.E. Dorsman en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 januari 2018.
griffier rolraadsheer