In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen de beschikking van de kinderrechter, betwistte de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling. De kinderrechter had eerder op 30 augustus 2017 besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot 5 september 2018 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 5 maart 2018. De moeder voerde aan dat zij verbeteringen had aangebracht in haar opvoedingsomgeving en dat de GI onvoldoende duidelijkheid bood over de voorwaarden voor terugkeer van [minderjarige 1]. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 20 februari 2018 werd de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. C.A.M.J.M. Joosten. De GI, vertegenwoordigd door gezinsvoogden, verzocht de beschikking te bekrachtigen, omdat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] nog steeds aanwezig waren. Het hof oordeelde dat de kinderrechter op goede gronden had beslist en dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Limburg en wees het meer of anders verzochte af.