Uitspraak
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Quispel, de geïntimeerde heeft gedagvaard. De geïntimeerde is onder bewind gesteld, wat betekent dat zijn goederen door een bewindvoerder worden beheerd. De appellant heeft de appeldagvaarding echter alleen aan de geïntimeerde uitgebracht, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft eerder in eerste aanleg een vonnis gewezen, waartegen de appellant in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant op de hoogte was van de onderbewindstelling en dat de dagvaarding aan de geïntimeerde op een vergissing berustte. Het hof oordeelt dat deze vergissing niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de appellant in het hoger beroep, omdat de vorderingen nog steeds betrekking hebben op het vermogen van de geïntimeerde. Het hof heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder als partij in het geding op te roepen, en de zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan op 13 maart 2018.