Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/02/308373 HA ZA 15-784)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 5 juli 2016;
- de memorie van grieven van [appellanten c.s.] van 8 november 2016 met producties;
- de memorie van antwoord in het principaal appel, tevens houdende incidenteel appel van [geïntimeerde] van 20 december 2016 met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellanten c.s.] van 28 februari 2017 met producties;
- de akte van [geïntimeerde] van 18 april 2017 met producties;
- de antwoordakte van [appellanten c.s.] van 16 mei 2017 met productie.
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- a) de vraag of hij ermee heeft ingestemd dat [geïntimeerde] bomen op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelgrens zou planten;
- b) de vraag of hij onrechtmatige hinder ondervindt van het feit dat voor een aantal berken die afstand minder dan 1 meter is, en zo ja of hij hierdoor schade ten belope van € 2.153,15 heeft geleden;
- c) de vraag hoeveel de schade bedraagt die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van het
gelijktijdiguitlaten over de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige. Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Het hof is voornemens de kosten van de deskundige voorshands gelet op de omstandigheden van dit geding gelijkelijk ten laste van partijen te brengen. [geïntimeerde] zal zich hierbij tevens kunnen uitlaten over eventuele bewijslevering met betrekking tot de gestelde instemming van [appellant] met de plaatsing van bomen binnen 1 meter van de perceelgrens. Voor enig ander doel zijn de aktes niet bestemd.
5.De uitspraak
gelijktijdigmet het hiervoor onder 4.13 vermelde doel;