ECLI:NL:GHSHE:2018:1060

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
200.191.872_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de CAO van Achmea en de gelijktijdige toepassing van de Achmea Selectregeling en de Seniorenregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitleg van de CAO van Achmea. De appellant, die in dienst was bij Achmea, vorderde een verklaring voor recht dat hij recht had op een uitbreiding van zijn arbeidsduur van 38 naar 40 uur per week, en tegelijkertijd op arbeidsduurvermindering van 4 uur per week op basis van de Seniorenregeling. Achmea had deze aanvragen afgewezen, met het argument dat de gelijktijdige toepassing van de Achmea Selectregeling en de Seniorenregeling in strijd was met de bewoordingen van de CAO en de ratio van beide regelingen. Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waarbij de appellant in 1981 in dienst trad bij Interpolis, dat later fuseerde met Achmea. De appellant had in het verleden gebruik gemaakt van de Achmea Selectregeling, maar Achmea stelde dat de combinatie van beide regelingen niet mogelijk was. De kantonrechter had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. Het hof oordeelde dat de tekst van de CAO geen ruimte bood voor de gecombineerde toepassing van beide regelingen en dat dit ook niet in lijn was met de bedoeling van de regelingen. De appellant werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.191.872/01
arrest van 13 maart 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,
tegen
Achmea Interne Diensten N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Achmea,
advocaat: mr. G.W. Roeters van Lennep te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 26 juli 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaaknummer 3536398 en rolnummer CV EXPL 14-8497 gewezen vonnis van 13 januari 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 26 juli 2016 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 september 2016;
  • de memorie van grieven met vier producties en een eiswijziging;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- [appellant] is geboren op [geboortedatum] 1951 en op 1 juli 1981 in dienst getreden bij Interpolis Verzekeringen N.V. (hierna: Interpolis). [appellant] had bij Interpolis aanvankelijk een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week. In de loop van de jaren ’90 werd de contractuele reguliere arbeidsduur van [appellant] bij Interpolis 38 uur per week.
  • [appellant] is in 2005 van rechtswege in dienst gekomen bij Achmea, na een fusie tussen Interpolis en Achmea. Achmea kent een contractuele reguliere arbeidsduur van 36 uur per week. [appellant] heeft bij gelegenheid van de fusie op grond van een overgangsregeling een contractuele reguliere arbeidsduur van 38 uur per week behouden.
  • Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Achmea (verder: de CAO) van toepassing.
  • Op [appellant] zijn onder meer de volgende bepaling uit de CAO van toepassing:
Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en bedrijfstijden
Artikel 4.1 Basis arbeidsduur
De basis arbeidsduur bij een voltijdsdienstverband is gemiddeld 36 uur per week en
1872 uur per jaar (52 maal 36).
Artikel 4.2 Contractuele en Individuele arbeidsduur
1 De arbeidsduur wordt in overleg tussen leidinggevende en de medewerker overeengekomen en vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. Deze contractuele arbeidsduur is maximaal gemiddeld 36 uur per week en 1872 per jaar, met uitzondering van de groepen medewerkers genoemd in artikel 4.13.
2 De individuele arbeidsduur is de contractuele arbeidsduur per week inclusief eventuele meer/ minder uren op grond van Achmea Select, zoals bepaald in artikel 4.6 en hoofdstuk 12.
(...)
Artikel 4.13 Overgangsbepalingen
1 Voor de medewerker die op grond van overgangsbepalingen van vóór 1 januari 2008 recht heeft op een contractuele arbeidsduur van meer dan 36 uur en de medewerker die op 31 december 2007 in dienst was van Interpolis Verzekeringen N.V., Interpolis Mens & Werk Bedrijfzorg N.V. of Prevend B.V. alsmede de medewerker die op 31 december 2007 werkzaam was voor Achmea Arbo is de maximale contractuele arbeidsduur als bedoeld in artikel 4.2 niet van toepassing indien deze medewerker op 31 december 2007 een contractuele arbeidsduur had van meer dan 36 uur. In dat geval houdt hij ook na 1 januari 2008 het recht op een contractuele werkweek van meer dan 36 uur. Dit recht vervalt op het moment dat deze medewerker na 1 januari 2008, op grond van artikel 4.6, de contractuele arbeidsduur verlaagt naar 36 uur of minder.
2 De medewerker die op 31 december 2007 in dienst was van Interpolis Verzekeringen N.V. en op wie op dat moment de Binnendienst cao van toepassing was en die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 de leeftijd van 60 jaar heeft of bereikt, is de navolgende regeling van toepassing:
De medeweker met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft recht op
de volgende arbeidsduurvermindering:
* in het jaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt: 2 uur per week
* in het jaar waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt: 3 uur per week
* in het jaar waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt alsmede in de eventuele dienstjaren gelegen na het jaar waarin hij de 62-jarige leeftijd bereikte: 4 uur per week.
Bovenstaande arbeidsduurvermindering geldt bij een gemiddelde arbeidsduur van
38 uur per week. De medewerker die minder dan gemiddeld 38 uur per week
werkt, heeft recht op arbeidsduurvermindering naar evenredigheid.
De arbeidsduurvermindering zal worden opgenomen in uren per dag of per week.
In incidentele gevallen kan de medeweker in overleg met de leidinggevende, indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, de arbeidsduurvermindering op andere wijze opnemen.
Gedurende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid alsmede tijdens vakanties, ontstaat geen aanspraak op arbeidsduurvermindering.
Als de medewerker gebruik maakt van arbeidsduurvermindering zal dit in principe niet mogen leiden tot aantasting van zijn functieniveau.
(...)
Artikel 12.2 Algemene keuzeregels
1 De medewerker kan jaarlijks in oktober en november (tijdens de zogenoemde “keuzeronde”) zijn keuzes voor Achmea Select kenbaar maken voor het volgende kalenderjaar (hierna te noemen “de keuzeperiode”). lngeval de medewerker tijdens de keuzeronde arbeidsongeschikt is, zal in onderling overleg met de werkgever worden bepaald in hoeverre de medewerker op dat moment zijn keuzes - die te maken hebben met het (ver)kopen van vakantie-uren en/of het wijzigen van de gemiddelde arbeidsduur per week - kenbaar kan maken. De werkgever kan de door een arbeidsongeschikte medewerker gemaakte keuzes weigeren indien en voor zover de keuzes naar het oordeel van de werkgever niet in het belang zijn van de re-integratie van de medewerker of anderszins tot ongewenste effecten leiden.
2 De medewerker kan vanaf de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst deelnemen aan Achmea Select. De medewerker dient hiertoe een verzoek in bij
zijn leidinggevende.
3 Het wijzigen van de gemiddelde individuele arbeidsduur per week en de aan- of verkoop van vakantie-uren kan alleen in overleg met de leidinggevende. De leidinggevende kan het verzoek om de gemiddelde individuele arbeidsduur te wijzigen weigeren indien een bedrijfsbelang zich hiertegen verzet.
(...)
Artikel 12.5 Keuze wekelijkse arbeidsduur
1 De medewerker heeft jaarlijks het recht om in de keuzeronde de wekelijkse arbeidsduur te verkorten of te verlengen voor de duur van de keuzeperiode. De medewerker kan de wekelijkse arbeidsduur alleen in hele uren verlengen of verkorten.
* De medewerker met een contractuele arbeidsduur van 36 uur of meer kan in overleg met zijn leidinggevende de wekelijkse arbeidsduur binnen een bandbreedte van minimaal 34 en maximaal 40 uur verkorten of verlengen;
* De medewerker met een contractuele arbeidsduur van meer dan 24 uur en minder dan 36 uur per week, kan de wekelijkse arbeidsduur met maximaal twee uur per week verkorten of maximaal vier uur per week verlengen;
* De medewerker met een contractuele arbeidsduur van 24 uur of minder per week kan in overleg met zijn leidinggevende de contractuele arbeidsduur één uur verkorten of maximaal twee uur per week verlengen.
2 Het verkorten of verlengen van de arbeidsduur leidt tot een evenredige aanpassing van de arbeidsduurgerelateerde cao-arbeidsvoorwaarden (onder andere: salaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering/-gratificatie, pensioen en vakantie-uren).
De jaarlijkse aanpassing van de arbeidsduur heeft geen invloed op de contractuele
arbeidsduur.
(...)”.
  • [appellant] heeft gedurende het jaar 2009 met gebruikmaking van de in artikel 12.5 van de CAO neergelegde mogelijkheid om de arbeidsduur te verlengen (hierna: de Achmea Selectregeling), 40 uur per week gewerkt en uitbetaald gekregen. In 2010 heeft [appellant] geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid (naar eigen zeggen omdat hij ten onrechte veronderstelde dat de verlenging uit 2009 automatisch door zou lopen), en dus 38 uur per week gewerkt. In de jaren 2011 en 2012 heeft [appellant] weer gebruik gemaakt van de mogelijkheid om 40 uur per week te werken.
  • De direct leidinggevende van [appellant] , mevrouw [de direct leidinggevende van appellant] , heeft [appellant] begin 2012 gewezen op de in artikel 4.13 lid 2 van de CAO neergelegde overgangsregeling voor oud Interpolis-medewerkers die arbeidsduurverkorting met behoud van salaris mogelijk maakte (hierna: de Seniorenregeling). Mevrouw [de direct leidinggevende van appellant] heeft [appellant] op grond van die regeling gedurende 2012 een arbeidsvermindering van 3 uur per week toegestaan (het aantal uren dat [appellant] volgens de Seniorenregeling in dat jaar op grond van zijn leeftijd toekwam). In verband met het feit dat [appellant] in 2011 geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid zijn arbeidsomvang in dat jaar met twee uur per week te verminderen, heeft mevrouw [de direct leidinggevende van appellant] hem in 2012 een extra arbeidsvermindering van een uur toegestaan (in totaal dus een arbeidsvermindering van vier uur per week), terwijl het andere uur per week dat in 2011 niet was genoten, in 2012 aan hem is uitbetaald.
  • In de loop van 2012 heeft de HR-afdeling van Achmea aan mevr. [de direct leidinggevende van appellant] meegedeeld dat een vermindering van uren met behoud van salaris op grond van de Seniorenregeling niet mogelijk is indien tegelijkertijd voor een verlenging van de arbeidsduur tegen uitbetaling van de extra uren op grond van de Achmea Selectregeling wordt gekozen.
  • [appellant] heeft voor de jaren 2013 en 2014 een aanvraag gedaan voor verlenging van de arbeidsduur naar 40 uur op grond van de Achmea Selectregeling naast vermindering van de arbeidsduur met behoud van salaris op grond van de Seniorenregeling.
  • Achmea heeft de aanvragen voor verlenging van de arbeidsduur afgewezen omdat volgens haar niet gelijktijdig gebruik kan worden gemaakt van het verlengen van de arbeidsduur met betaalde uren én op arbeidsduurvermindering met behoud van salaris over de niet gewerkte uren. Achmea heeft [appellant] wel toegestaan om met behoud van salaris over 38 uur per week, 34 uur per week te gaan werken.
  • Achmea heeft in verband daarmee per e-mail van 15 november 2013 het volgende aan [appellant] meegedeeld:
“(...)Hoi [appellant] ,
Vind het heel vervelend om dit via mail te doen, maar ik moet vandaag alle selectkeuzes goed- of afkeuren.
Zoals beloofd heb ik jouw verzoek nogmaals voorgelegd bij HR. [medewerker] is er mee aan de slag gegaan en heeft zijn uiterste best gedaan alle relevante informatie boven tafel te krijgen.
Helaas moet ik je berichten dat het Achmea-beleid is dat beiden regelingen strijdig zijn met elkaar en dat er maar één van de twee kan fungeren.
In april 2010 is hier over gecommuniceerd. Dat bericht wil ik je uiteraard niet onthouden (zie bericht hieronder).
Aanstaande dinsdag hebben we een bila en wil ik hier graag nog even samen met jou bij stil staan. Ook moeten we dan samen kijken naar hoe je dan volgend jaar je uren wil gaan inrichten (ik heb je al aangegeven dat een tweede vrije vrijdag op dit moment niet past binnen het rooster).
Editie 22 april 2010

2.Arbeidsduurvermindering voor ouderen in relatie tot Achme-select-uren (Els)

De overgangsbepaling 4.12 voor Oud-Interpolis-medewerkers die gaat over arbeidsduurvermindering is ter toetsing voorgelegd aan HR Policies in relatie tot het bijkopen van Achmea-selecturen. De uitspraak is dat dit niet samengaat.
Er kan dus niet én Selecturen worden gekocht én een beroep worden gedaan op
arbeidsduurvermindering. De medewerker moet hierin dus een keuze maken.
De betreffende oude cao-bepalingen ten aanzien van arbeidsduurverkorting voor ouderen hebben tot doel om de overgang naar het pensioen gemakkelijker te maken door de medewerker in de gelegenheid te stellen geleidelijk korter te werken. De keuze voor een langere werkweek via Achmea Select staat zodanig haaks op de bedoeling van de overgangsmaatregel m.b.t. arbeidsduurverkorting, dat het samengaan van beide keuzen niet is toegestaan. Deze lijn is binnen Achmea steeds gevolgd. Als de medewerker dus gebruik wil maken van de overgangsmaatregel, dan wordt de contractuele arbeidsduur als basis gehanteerd voor de arbeidsduurvermindering. Hij heeft dan recht op een salaris dat is gebaseerd op de contractuele arbeidsduur (dus geen keuze voor een langere werkweek via Achmea Select).
Zie hier de overgangsbepaling 4.12.[hof: bedoeld zal zijn: 4.13]
. Op de HRM dBD site vind je ook een overzicht met alle overgangsregelingen (‘onder Infotheek). (...)”.
6.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde [appellant] in het geding bij de kantonrechter:
  • een verklaring voor recht dat [appellant] uit hoofde van de toepasselijke CAO enerzijds aanspraak kan maken op uitbreiding van zijn arbeidsduur van de reguliere werktijd van 38 uur per week naar 40 uur per week, en anderzijds aanspraak heeft op de arbeidsduurvermindering gedurende 4 uur per week;
  • veroordeling van Achmea om uit hoofde van achterstallig salaris over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 oktober 2014 aan [appellant] € 277,46 per maand te betalen, te verhogen met vakantiegeld, wettelijke rente en wettelijke verhoging, met veroordeling van Achmea tot betaling van hetzelfde bedrag vanaf 1 november 2014 tot het einde van het dienstverband, verhoogd met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
  • veroordeling van Achmea om de pensioengrondslag en de eventuele andere loongerelateerde arbeidsvoorwaarden van [appellant] dienovereenkomstig aan te passen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • veroordeling van Achmea tot betaling van € 875,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
6.2.2.
[appellant] heeft aan deze vordering, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Achmea handelt in strijd met de tussen partijen geldende CAO door aan [appellant] niet toe te staan om gelijktijdig met gebruikmaking van de Achmea Selectregeling de arbeidsduur te verlengen en met gebruikmaking van de Seniorenregeling de arbeidsduur met behoud van salaris te verminderen vanwege de bereikte leeftijd. Cumulatie van beide regelingen is in de CAO niet uitgesloten. Bovendien is het gelijktijdig toepassen van beide regelingen in 2012 wel toegestaan. Achmea heeft het [appellant] dus met ingang van 2013 ten onrechte niet toegestaan om enerzijds zijn arbeidsduur tegen uitbetaling van de twee extra uren te vermeerderen van 38 naar 40 uur per week en gelijktijdig anderzijds met behoud van salaris over die 40 uren per week zijn feitelijke arbeidsduur te verminderen tot 36 uur per week.
6.2.3.
Achmea heeft als verweer, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Het gebruik maken van de mogelijkheid om tegen betaling meer te werken op grond van de Achmea Selectregeling en tegelijkertijd met behoud van salaris minder werken op grond van de Seniorenregeling, is niet mogelijk omdat het gelijktijdig gebruik maken van deze mogelijkheden in strijd is met de bewoordingen van de CAO en met de ratio van beide regelingen.
6.2.4.
In het bestreden vonnis van 13 januari 2016 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld:
  • Indien de twee in geding zijnde regelingen uit de CAO los van elkaar worden gezien, kan [appellant] aanspraak maken op toepassing van beide regelingen (rov. 3.4).
  • De vraag of [appellant] recht heeft op toepassing van beide regelingen tegelijkertijd, moet worden beantwoord aan de hand van uitleg van de CAO (rov. 3.5).
  • Op basis van een louter taalkundige uitleg van de CAO is toepassing van beide regelingen tegelijkertijd niet mogelijk (rov. 3.6).
  • Toepassing van beide regelingen tegelijkertijd leidt bovendien tot een rechtsgevolg dat in strijd is met de ratio en strekking van de CAO-bepalingen, terwijl dat rechtsgevolg ook niet als redelijk kan worden beschouwd (rov. 3.7).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
6.3.1.
[appellant] heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Hij vordert nu, kort gezegd:
  • een verklaring voor recht dat [appellant] uit hoofde van de toepasselijke CAO enerzijds aanspraak kan maken op uitbreiding van zijn arbeidsduur van de reguliere werktijd van 38 uur per week naar 40 uur per week, en anderzijds aanspraak heeft op de arbeidsduurvermindering gedurende 4 uur per week;
  • veroordeling van Achmea om aan [appellant] uit hoofde van achterstallig salaris over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2015 € 277,46 bruto per maand, over de periode van 1 februari 2015 tot en met 31 mei 2015 € 280,39 bruto per maand en over de periode van 1 juni 2015 tot en met 31 december 2015 € 280,93 bruto per maand te betalen, alles te verhogen met vakantiegeld, wettelijke rente en wettelijke verhoging;
  • veroordeling van Achmea om de pensioengrondslag en de eventuele andere loongerelateerde arbeidsvoorwaarden van [appellant] dienovereenkomstig aan te passen en de daaruit voortvloeiende betaling te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • veroordeling van Achmea tot betaling van € 875,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
6.3.2.
Deze eiswijziging heeft tijdig plaatsgevonden en is toelaatbaar. Na behandeling van de grieven zal blijken in hoeverre de gewijzigde eis toewijsbaar is.
6.3.3.
[appellant] heeft vijf grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn gewijzigde vorderingen.
Met betrekking tot de grieven I en II: de vaststaande feiten
6.4.1.
De grieven I en II zijn gericht tegen de door de kantonrechter in rov. 3.1 van het vonnis vastgestelde feiten. Volgens [appellant] zijn die feiten niet onjuist, maar onvolledig, omdat de kantonrechter onvermeld heeft gelaten dat [appellant] al in 1981 bij de rechtsvoorganger van Achmea in dienst is getreden en omdat de kantonrechter, kort gezegd, de gang van zaken uit 2011 en 2012 onvermeld heeft gelaten.
6.4.2.
Het hof is aan deze grieven tegemoet te komen door de betreffende feiten, voor zover zij tussen partijen vaststaan, wel bij de feitenopsomming in rov. 6.1 van dit arrest op te nemen.
6.4.3.
Dat de kantonrechter de betreffende feiten niet in rov. 3.1 van het vonnis heeft vermeld, betekent op zichzelf niet dat de kantonrechter de vorderingen van [appellant] ten onrechte heeft afgewezen. In zoverre verwerpt het hof de grieven I en II. Of de vorderingen terecht zijn afgewezen, zal het hof hierna in het kader van de grieven III en IV beoordelen.
Met betrekking tot de grieven III en IV: de uitleg van de CAO
6.5.1.
Grief III is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] , indien wordt uitgegaan van een louter taalkundige uitleg van de CAO, geen recht heeft op gelijktijdige toepassing van de Achmea Select regeling en de Seniorenregeling op de door hem gewenste wijze.
Grief IV is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat gelijktijdige toepassing van de Achmea Select regeling en de Seniorenregeling op de door [appellant] gewenste wijze, tot een rechtsgevolg leidt dat in strijd is met de ratio en strekking van de CAO-bepalingen, terwijl dat rechtsgevolg ook niet als redelijk beschouwd kan worden.
Het hof zal de grieven III en IV gezamenlijk behandelen.
6.5.2.
Het hof stelt naar aanleiding van deze grieven het volgende voorop.
Als uitgangspunt voor de uitleg van de bepalingen van een CAO geldt dat in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
6.5.3.
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat gelijktijdige toepassing van de Achmea Select regeling en de Seniorenregeling op de door [appellant] gewenste wijze (dat wil zeggen: het vermeerderen van de wekelijkse arbeidsduur met 2 uur naar 40 uur en het gelijktijdig met behoud van het salaris voor 40 uur verminderen van die arbeidsduur tot 36 uur), volgens de bewoordingen van artikel 4.13 lid 2 van de CAO niet mogelijk is. In dat artikelonderdeel is immers expliciet bepaald dat de betreffende arbeidsduurvermindering (2 uur per week in het jaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt, 3 uur per week in het jaar waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt en 4 uur per week in de jaren daarna) geldt bij een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week. Het artikelonderdeel voorziet vervolgens wel in een regeling voor de werknemer die minder dan 38 uur per week werkt – die heeft recht op een arbeidsduurvermindering naar evenredigheid – maar niet in een regeling voor een werknemer die meer dan 38 uur per week werkt. Uitgaande van de tekst van artikel 4.13 is het dus niet mogelijk om eerst de arbeidsduur (met uitbetaling van de extra uren) te vermeerderen tot 40 uur, en dan vervolgens gelijktijdig die arbeidsduur met behoud van het salaris voor 40 uur te verminderen tot 36 uur. Dat in artikel 4.13.2 niet ook nog expliciet is bepaald dat de Seniorenregeling niet combineerbaar is met vermeerdering van arbeidsuren op grond van de Achmea Select-regeling, is daarbij naar het oordeel van het hof niet doorslaggevend. Er staat in elk geval ook nergens in de CAO dat gelijktijdige toepassing van beide regelingen (welke gelijktijdige toepassing om de hierna te melden redenen niet voor de hand ligt) wel mogelijk is.
6.5.4.
Het hof is voorts, evenals de kantonrechter, van oordeel dat de door [appellant] gewenste gecombineerde toepassing van beide regelingen tegelijkertijd, in strijd is met de voor de hand liggende ratio van beide regelingen, en leidt tot rechtsgevolgen die niet redelijk zijn. Het hof overweegt daartoe het volgende.
6.5.5.
[appellant] heeft niet gemotiveerd betwist dat de Seniorenregeling destijds in de Interpolisbepalingen is opgenomen om de personen die de pensioengerechtigde leeftijd naderden gaandeweg de gelegenheid te geven met behoud van salaris iets minder te gaan werken, aangezien (1) de spankracht van een oudere werknemer kan afnemen en (2) de overgang naar het pensioen op die manier gemakkelijker wordt. Dat dit de bedoeling van de regeling is, blijkt ook uit de regeling zelf. De regeling geldt immers uitsluitend voor medewerkers die hun pensioen naderen en het aantal uren arbeidsvermindering met behoud van salaris waarop aanspraak kan worden gemaakt, loopt op naarmate de leeftijd van de werknemer hoger, en diens pensionering dus naderbij is. Naar het oordeel van het hof is het duidelijk dat de Seniorenregeling er vanuit gaat en ertoe strekt dat de werknemer die van die regeling gebruik maakt, daadwerkelijk het daarmee verband houdende aantal uren per week minder gaat werken. De door [appellant] gewenste gecombineerde toepassing van twee regelingen is hiermee in strijd. Die gecombineerde toepassing zou immers meebrengen dat aan [appellant] op grond van de seniorenregeling vier ‘niet gewerkte’ uren per week zouden worden uitbetaald terwijl hij ten opzichte van zijn contractuele aanstelling van 38 uur slecht twee uur per week minder zou gaan werken, namelijk (38 + 2 – 4 =) 36 uur per week.
6.5.6.
[appellant] heeft voorts niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat de Achmea Selectregeling er alleen toe strekt om werknemers enkele uren extra salaris uit te betalen, indien zij gedurende die extra uren ook daadwerkelijk (extra) werkzaamheden verrichten. Deze strekking van de regeling volgt uit de tekst van die regeling. De door [appellant] gewenste gecombineerde toepassing van twee regelingen is ook daarmee in strijd. Die gecombineerde toepassing zou immers meebrengen dat [appellant] , uitgaande van de uitgangssituatie van zijn contractuele aanstelling van 38 uur per week, niet méér (40 uur) maar juist minder (38 + 2 – 4 = 36 uur) zou gaan werken.
6.5.7.
Gelet op de hierboven weergegeven ratio van beide regelingen acht het hof de rechtsgevolgen waartoe de door [appellant] bepleite uitleg van de CAO zou leiden, niet voor de hand liggend en dus ook niet aannemelijk. De door Achmea bepleite uitleg acht het hof daarentegen redelijk, en naar het oordeel van het hof past die uitleg ook het beste binnen het systeem van de CAO als geheel. Het hof acht daarbij van belang dat in de door Achmea bepleite uitleg geheel wordt voldaan aan de strekking van de Achmea Selectregeling en van de Seniorenregeling, terwijl dat bij de door [appellant] bepleite uitleg niet het geval is.
6.5.8.
Dat aan [appellant] in het verleden is toegestaan om tegen betaling meer uren te werken dan 38 uur per week, voert niet tot een ander oordeel. De contractuele arbeidsduur is telkens ongewijzigd 38 uur per week gebleven. Dienovereenkomstig is ook in artikel 12.5 lid 2 van de CAO expliciet bepaald dat een jaarlijkse aanpassing van de arbeidsduur (in het geval van [appellant] : het jaarlijks tegen betaling meer uren werken) geen invloed heeft op de contractuele arbeidsduur.
6.5.9.
Ook de omstandigheid dat in 2012 aan [appellant] een gecombineerde toepassing van beide regelingen over 2012 en (met terugwerkende kracht) over 2011 is toegestaan, voert niet tot een ander oordeel. Achmea heeft voldoende onderbouwd dat dit een eenmalige vergissing van de direct leidinggevende van [appellant] betrof. [appellant] heeft er geen recht op dat die vergissing ook in latere jaren wordt herhaald.
6.5.10.
[appellant] heeft zich in de memorie van grieven onder 14 nog beroepen op de tekst “Dit geldt voor alle vormen van een dienstverband tussen 36 en 40 uur”, die in informatie van Achmea vermeld is als antwoord op een veelgestelde vraag. Die zin heeft echter alleen betrekking op de Achmea Selectregeling en niet op de Seniorenregeling. Uit de zin kan dus geenszins worden afgeleid dat de door [appellant] gewenste gecombineerde toepassing van beide regelingen mogelijk is.
6.5.11.
Hetgeen [appellant] in de toelichting op de grieven voorts nog heeft aangevoerd, brengt het hof evenmin tot een ander oordeel. Om bovenstaande redenen verwerpt het hof de grieven III en IV.
Met betrekking tot grief V
6.6.
Grief V heeft geen zelfstandige betekenis naast de grieven I tot en met IV, en moet dus eveneens worden verworpen.
Conclusie en afwikkeling
6.7.1.
Omdat geen van de grieven doel treft, zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen en de door [appellant] in hoger beroep gewijzigde eis afwijzen.
6.7.2.
Achmea heeft in het geding bij de kantonrechter nog andere verweren tegen de vordering van [appellant] aangevoerd. Omdat de grieven worden verworpen, hoeft het hof die andere verweren niet te behandelen.
6.7.3.
Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal die proceskostenveroordeling, zoals door Achmea gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaaknummer 3536398 en rolnummer CV EXPL 14-8497 gewezen vonnis van 13 januari 2016;
wijst de in hoger beroep gewijzigde vordering van [appellant] af;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van Achmea tot op heden op € 718,-- aan vast recht en op € 894,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en R.J.M. Cremers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 maart 2018.
griffier rolraadsheer