In deze zaak gaat het om de vernietiging van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [appellant], geboren op [geboortedatum] 2001. De kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant had eerder een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend, die op 10 oktober 2017 inging. De moeder en vader van [appellant] oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Op 26 februari 2018 heeft de moeder haar instemming met de gesloten plaatsing ingetrokken, wat leidde tot de heropening van de mondelinge behandeling op 5 maart 2018. Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van de instemming door de moeder, als wettelijke vertegenwoordiger, betekent dat niet langer voldaan is aan de vereisten voor de machtiging gesloten jeugdhulp. Het hof heeft de machtiging gesloten jeugdhulp vernietigd met ingang van 12 maart 2018, omdat de gronden voor de machtiging niet langer aanwezig waren. Het hof heeft ook vastgesteld dat er overeenstemming was tussen alle betrokken partijen over de noodzaak van een plaatsing op de open groep 'De Driehoek', met een (voorlopige) ondertoezichtstelling en een open machtiging uithuisplaatsing. De beslissing van het hof is gebaseerd op de wettelijke vereisten van de Jeugdwet en de veranderde omstandigheden in de zaak.