In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De moeder, appellante, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 oktober 2017 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen was verlengd. De moeder voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er nog een grond voor de uithuisplaatsing aanwezig was en dat het noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder had eerder hulp ingeschakeld en was onder behandeling bij Emergis, maar er waren nog veel zorgen over de thuissituatie en de pedagogische vaardigheden van de moeder. De vader van de kinderen, die schizofrenie heeft, was weer in de thuissituatie aanwezig, wat extra complicaties met zich meebracht. Het hof oordeelde dat de zorgen over de kinderen nog niet voldoende waren weggenomen en dat er meer duidelijkheid moest komen over de situatie van de moeder en de vader.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de wettelijke vereisten voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren. Het hof benadrukte het belang van voortvarendheid in de hulpverlening en het persoonlijkheidsonderzoek van de moeder, om de situatie van de kinderen zo snel mogelijk te verbeteren.