ECLI:NL:GHSHE:2017:924

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
200.132.050_01 en 200.139.185_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor beschadigd Saksisch porselein na valpartij

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een schadeclaim die voortvloeit uit een valpartij waarbij Saksisch porselein beschadigd is geraakt. De appellant, die in principaal appel optreedt, heeft schadevergoeding gevorderd voor de beschadigde porseleinen voorwerpen, waaronder schemerlampen en een melkvrouwtje. De val vond plaats op 25 augustus 2011, en de appellant heeft als bewijs getuigenverklaringen en taxatierapporten overgelegd. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 20 oktober 2015, waarin de appellant werd toegelaten tot bewijsvoering over de schade. De getuigen hebben verklaard over de waarde van de beschadigde stukken, maar het hof heeft twijfels over de betrouwbaarheid van deze waarderingen, vooral omdat er geen aankoopbewijzen zijn overgelegd. De geïntimeerde, die in voorwaardelijk incidenteel appel optreedt, heeft ook een tegenclaim ingediend. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de appellant recht heeft op schadevergoeding, maar heeft de waarde van de beschadigde voorwerpen lager vastgesteld dan door de appellant was gevorderd. Het hof heeft de vordering van de geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel afgewezen, omdat deze niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de appellant is in het gelijk gesteld, met een veroordeling tot schadevergoeding van € 10.200,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer 200.132.050/01 en zaaknummer 200.139.185/01
arrest van 7 maart 2017
in de gevoegde zaken
genummerd 200.132.050/01 van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel, geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde inzake 200.132.050_01],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel, appellant in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. K.J.C.Y.M. Wenting te Weert ,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 oktober 2015 in het hoger beroep van het het door de rechtbank Limburg, burgerlijk recht, zittingsplaats Roermond gewezen vonnis van 3 juli 2013 tussen appellant - [appellant] - als eiser in conventie en verweerder in voorwaardelijke reconventie, en geïntimeerde - [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] - als gedaagde in conventie en eiser in voorwaardelijke reconventie. Het hof zal de nummering van voormeld arrest voortzetten.
en in de zaak genummerd 200.139.185/01
[appellant inzake 200.139.185_01],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. K.J.C.Y.M. Wenting te Weert,
tegen
Aegon Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C. Blanken te ‘s-Gravenhage,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 oktober 2015 waarbij deze zaak is gevoegd bij de hiervoor genoemde zaak met nummer 200.132.050/01, in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, burgerlijk recht, zittingsplaats Roermond gewezen vonnissen van 3 juli 2013 en 9 januari 2013 tussen appellant - [appellant inzake 200.139.185_01] - als eiser, en geïntimeerde -Aegon- als gedaagde.

6.Het verloop van de procedure in beide zaken

Het verloop van de procedure in hoger beroep in zaak 200.132.050/01 blijkt uit:
  • voornoemd tussenarrest van 20 oktober 2015;
  • de processen-verbaal van getuigenverhoor van 6 januari 2016, 11 mei 2016 en 7 september 2016;
  • de zijdens [appellant] genomen memorie na enquête, waarbij producties zijn overgelegd;
  • de zijdens [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] genomen memorie na enquête.
Het verloop van de procedure in hoger beroep in zaak 200.139.185/01 blijkt uit:
  • voornoemd tussenarrest van 20 oktober 2015;
  • de zijdens [appellant inzake 200.139.185_01] genomen akte uitlating stand van zaken;
  • de zijdens Aegon genomen akte uitlating stand van zaken.
Vervolgens is in beide zaken bepaald dat arrest wordt gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

7.De beoordeling

in het principaal appel in de zaak 200.132.050/01:
7.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 20 oktober 2015 [appellant] in het principaal appel toegelaten te bewijzen dat door de val van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] op 25 augustus 2011 onherstelbaar zijn beschadigd:
een Saksisch porseleinen schemerlamp met Spitzen porselein, 42 cmh, ter waarde van € 1.450,- (foto 1);
een Saksisch porseleinen schemerlamp met Spitzen porselein, 38 cmh, ter waarde van € 1.650,- (foto 2);
een Saksisch porseleinen figuur, dame schelp heup, 25 cmh, ter waarde van € 970,- (foto 3);
een Saksisch porseleinen schaal op voet, 32cmh, ter waarde van € 1.450,- (foto 4);
en Saksisch porseleinen kandelaar met 5 kaars, 58 cmh, ter waarde van € 1.350,- (foto 5);
een Saksisch porseleinen schaal op voet, 43 cmh, ter waarde van € 1.835,- (foto 6);
een Saksisch porseleinen schaal, 20x29 cm, ter waarde van € 435,- (foto 7);
een Saksisch porseleinen schaal met kinderen, 34x18cm, ter waarde van € 785,- (foto 8);
een Saksisch porseleinen groep met figuren, 24x20x30 cm, ter waarde van € 1.680,- (foto 9);
een Saksisch porseleinen groep met figuren, draagkoets, 2 paarden 51x16x33 cm, ter waarde van € 4.600,- (foto 10);
een Saksisch porseleinen potpourri vaas, 3 delen, 90 cmh, ter waarde van € 23.250,- (foto’s 11 t/m/ 14).
7.2
[appellant] heeft op 6 januari 2016 als getuigen laten horen zich zelf en zijn echtgenote, [getuige 1] . Op 11 mei 2016 heeft hij geïntimeerde [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] en [getuige 3] laten horen. In contra-enquête is op 7 september 2016 gehoord [getuige 4] .
7.3.1
Partij [appellant] heeft als getuige verklaard, voor zover van belang:

U vraagt mij te vertellen wat er was gebroken: Een vaas, een bloemenvrouwtje, een melkvrouwtje, een soort kandelaar, twee bakjes, een lamp, een napoleonstuk, dat is een paard met een man erop en verder weet ik het uit mijn hoofd niet meer. Het waren rond de tien a elf stuks. De vaas was een nogal grote vaas op een voet met een deksel erop. Het bloemenvrouwtje was een groot stuk en het betrof een vrouwtje op een paard. Het melkvrouwtje was een vierkantig stuk en het vrouwtje had een soort van speer in de hand. Een soort van bruin dingetje. De bakjes, dat was een groene bak. Daarop stond een vrouwtje en het was lichtgroen. De lamp wordt een houthakkerslamp genoemd. Het zijn vier poppetjes rondom een lamp. De kandelaar had vier armen.
(…)
Toen de heer [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] bij mij in de woning was gevallen was het rond half 9 of 9 uur in de ochtend. Hij was net binnengekomen en ik was koffie voor hem aan het zetten toen ik een knal hoorde. Het porselein was afgewassen en lag op een handdoek op de vloer te drogen. Dat was niet al het porselein dat ik heb. De vaas stond op de salontafel en die is op het porselein gevallen. Er was heel wat kapot en ik heb alles meegegeven aan een onderzoeksbureau. Ik heb alles in een doos gedaan en van tevoren een foto gemaakt en het porselein is toen meegenomen door het onderzoeksbureau. U vraagt mij naar de taxatie. Ik ben nog op dezelfde dag bij [taxatiebureau/kunsthandel] geweest om het porselein te laten taxeren. Ik heb zelf gebeld om een afspraak te maken maar ik weet niet meer hoe laat ik heb gebeld. Ik weet nog wel dat ik een afspraak had tussen 19.00 en 21.00. Ik heb gebeld met [taxatiebureau/kunsthandel] omdat daar alle porselein vandaan komt. Alles is daar gekocht en zij weten dus het beste wat het waard is. Alle woonwagenbewoners kopen daar hun porselein. De vaas is tussen de 15.000 en 20.000 tot 24.000 euro waard. Het melkvrouwtje tussen de 1600 en 2000. De groene bak tussen de 600 a 800. Het napoleonstuk tussen de 1600 en 2000. De lamp heb ik gezien voor ongeveer 1400, maar die kostte eerst 3200 en is omhoog gegaan naar 3800. De houthakkerslamp kost tussen de 3200 en 3800. Als u mij vraagt hoe ik dat weet dan vertel ik u dat ik kijk wat dit soort stukken kosten wanneer ik door de winkel loop.
(…)
Als u mij vraagt wat de verhouding is tussen wat nog heel is en wat er is gebroken dan vind ik dat moeilijk aan te geven. Er stond nog heel wat in de kast. Er waren ongeveer 11 dingen gebroken en ik denk dat ik in totaal zo’n 20 stuks had dus inclusief wat er is gebroken.
(…)
U toont mij de foto’s behorend bij het taxatierapport (productie 2 bij dagvaarding). U vraagt mij welke foto de foto is van de vaas waarover ik zojuist heb verteld. Dat zijn de foto’s op pagina 4. De foto’s op de pagina laten het onderstel zien en ook de bovenkant en het middenstuk. Het melkvrouwtje ziet u op pagina 3, foto nummer 9. Het bloemenvrouwtje is foto nummer 10. De laatste pagina is de complete vaas. Foto nummer 3 betreft de groene bak. Het napoleonstuk zie ik niet bij de foto’s staan. Foto 1 en foto 2 betreft de houthakkerslamp. Foto 8 is ook een bak. Foto nummer 5 is de kandelaar met de vier armen. Fotonummers 7 en 8 heb ik niet opgenoemd.
Op een vraag van mr. Van de Laar antwoord ik dat [taxatiebureau/kunsthandel] het zelfde is als de [kunsthandel] Kunsthandel. Ik kan mij niet herinneren of ik een kwitantie heb gekregen toen ik het porselein meegaf aan de expert. Die expert(s
) waren twee mannen. Die zijn bij mij thuis geweest. Het is in een plastic mand en in een bananendoos meegegeven. Ik heb die stukken niet meer teruggevraagd. De stukken waren niet meer te repareren.
(…)
Mr. Wenting houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat de vaas 15.000 tot 24.000 euro waard is (…). (…) toen ik flink wat had verdiend heb ik die als cadeau voor mijn vrouw meegebracht. Dat is inmiddels heel lang geleden. Ik denk zo’n 20 jaar. Ik weet niet meer voor hoe veel ik dat stuk heb aangeschaft. Ik denk zo tussen de 12.000 en de 17.000 gulden. Ik heb dat gekocht bij [taxatiebureau/kunsthandel] .
Toen ik het porselein liet taxeren ben ik alleen geweest. [taxateur] heeft het getaxeerd. Hij is van [taxatiebureau/kunsthandel] , dus de [kunsthandel] Kunsthandel. (…) [taxateur] heeft elk stuk uit de doos gehaald en er een foto van gemaakt en ook naar het stempeltje gekeken. Dat heeft hij in mijn aanwezigheid gedaan en ongeveer drie dagen later kreeg ik het rapport thuis gestuurd.
De mannen van het onderzoeksbureau zijn pas veel later gekomen. Ik weet niet meer wanneer. Dat kan veertien dagen zijn geweest of enkele weken. Dat is te lang geleden om dat nog te herinneren. (…)”.
7.3.2
De echtgenote van [appellant] , [getuige 1] , heeft als getuige gehoord verklaard, voor zover van belang:

U vraagt mij wat er was gebroken. Dat waren schemerlampen, vazen, een groep, een melkmeisje, eigenlijk van alles, veel. Ik was er niet bij toen het porselein werd gebroken. Ik was boodschappen gaan doen en toen ik thuis kwam bleek het porselein gebroken te zijn.(…) Het porselein lag in de woonkamer langs de tafel op de vloer. Het was nog niet opgeruimd. Het porselein stond daar niet gebruikelijk opgesteld. Ik had het daar zelf te drogen neergezet omdat ik het had afgewassen. Het kan dan niet meteen worden teruggezet en het porselein kan niet worden afgedroogd. Het moet zelf drogen. Het was niet al ons porselein wat ik had afgewassen. Maar het was wel veel. Het was meer dan de helft. (…) Als u mij vraagt een beschrijving te geven dan zeg ik dat het gekleurd is met veel bloemetjes en roosjes, veel handwerk en allemaal heel druk. Het gaat erom dat het handwerk is. Al deze stukken zien er zo uit. De schermerlampen en de vazen hadden we al heel erg lang. Wij zijn 33 jaar getrouwd. Vanaf 1982 en in de loop der jaren hebben we het porselein gekocht en gekregen. Ik kreeg vaak iets cadeau van mijn man bijvoorbeeld met mijn trouwdag, verjaardag en met moederdag. Ik weet dus niet meer wanneer ik welk stuk heb gekregen.
De prijzen van deze stukken waren behoorlijk. Het varieerde van 1000 tot 24.000 euro. Die prijzen heb ik gelezen in de stukken. (…) Toen ik terug kwam van het boodschappen doen en zag dat het porselein kapot was zijn wij aan de keukentafel gaan zitten. Ik heb toen een briefje geschreven voor [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] en dat heeft hij getekend. Ik denk dat wij het porselein pas later weer hebben opgeruimd. U toont mij productie 1 bij memorie van grieven. Dat is inderdaad het briefje dat ik heb geschreven. Dat is mijn handschrift. (…)
U vraagt mij of ik weet hoe de taxatie tot stand is gekomen. Dat weet ik niet meer. Mr. Van de Laar toont mij het schadeaangifteformulier (productie 2 memorie van grieven) pagina 2. Bovenaan staan goederen beschreven, maar dat is niet mijn handschrift. Wanneer dat formulier is ingevuld weet ik niet meer. Het is bij [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] thuis geweest en het zal later zijn geweest dan het briefje dat ik zelf had geschreven. Als u mij vraagt of ik bij het invullen van het schadeformulier heb verteld welke spullen er kapot waren dan antwoord ik dat ik mij dat niet meer kan herinneren. (…)
U toont mij de foto’s bij het taxatierapport(productie 2 inleidende dagvaarding). Ik herken daarop de stukken. Dit waren mijn porseleinen stukken. Bij fotonummer 8 wijs ik aan waar nog een dingetje aan zat.
Op een vraag van mr. Van de Laar of hetgeen bovenaan pagina 2 is vermeld op het schadeaangifteformulier onder beschadigde goederen(productie 2, memorie van grieven) verklaar ik dat dit niet mijn handschrift is en ook niet het handschrift van mijn man. Over dat laatste ga ik nu een beetje twijfelen, het is in ieder geval niet mijn handschrift.
Het porselein is meegenomen door mensen van de tegenpartij. Verder weet ik dat niet. Het klopt dat er onderzoekers bij ons thuis zijn geweest en die hebben dat porselein meegenomen. De waardes waarover ik zojuist heb verklaard heb ik gelezen in het rapport van de [kunsthandel] kunsthandel.”.
7.3.3
Geïntimeerde [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] heeft als getuige gehoord verklaard, voor zover van belang:

Toen ik viel bij [appellant] raakte ik een vaas en die viel op andere porseleinen stukken. Het was flink kapot. Het was dus niet zo dat er een klein stukje vanaf was of zo. Er lagen goede stukken bij, ik bedoel daarmee hele grote kapotte stukken. Ik weet niet om hoeveel stukken het ging. Ik heb daar geen verstand van. Wij hebben toen nog foto’s genomen met het toestel van [appellant] . Er zijn zo’n negen à tien foto’s van genomen. Die foto’s heb ik nooit meer gezien. Mijn advocaat heeft hierom wel gevraagd. Ik heb niet met [appellant] gesproken over de waarde van de porselein. Ik kwam pas achter die waarde, toen de deurwaarder bij mij aan de deur kwam. [appellant] en zijn vrouw zijn later nog bij mij thuis langsgekomen met een schadeaangifteformulier. Dat formulier is ingevuld door mijn vrouw. Toen hoorde ik ook de namen van dat spul, maar dat zegt mij niets. Er is toen niet over de waarde gesproken.
7.3.4
De als getuige gehoorde [getuige 3] heeft verklaard, voor zover van belang:

De heer [appellant] is een klant van mij. Ik heb het enige bedrijf in Nederland dat Saksisch porselein importeert. Toen ik werd opgeroepen als getuige heb ik het dossier opgezocht van de heer [appellant] en dat bekeken. Ik trof daarin een extra notitie aan in verband met een vraag van een onderzoeksbureau over een door mij uitgevoerde taxatie. Alle taxaties geschieden in mijn showroom. Daarbij is altijd iemand van mijn bedrijf aanwezig. (…) Ik documenteer alles. Ik heb in het dossier en digitaal exact wanneer en wat ik heb gefotografeerd. Ik sla alle foto’s op en daarvan zijn databestanden. Ik toon u een uitdraai uit mijn databestand en ik hoor u zeggen dat u dit aan het proces-verbaal zult hechten. Ik heb een voorblad daarbij gevoegd voor u waarop ik heb uitgelegd hoe u de gegevens moet interpreteren. (…) Elk dossier krijgt van mij een nummer en het gaat hier om dossiernummer [dossiernummer] . Dat dossier is aangelegd op 26 augustus 2011. (…) Zelf bewaar ik altijd een eigen exemplaar voor mijn dossier. En ik heb voor u een kleurenprint daarvan uitgedraaid. Het is heel gebruikelijk dat ik meerdere stukken tegelijk taxeer. (…) Dat wordt zo neergezet dat het in een behoorlijk krappe ruimte dichtbij elkaar staat en dan gebeurt er weleens een ongelukje waardoor behoorlijk wat porselein breekt en dan komt dat naar mij om dat te laten taxeren. Het gebeurt dus bijna altijd dat het om meerdere stukken gaat. Ik kan mij daarom ook niet meer voor de geest halen dat de heer [appellant] met zijn porselein bij mij is gekomen. Over de waarde kan ik u vertellen dat mijn taxaties uiteenlopen van zo’n vierduizend tot vijftigduizend à zestigduizend euro per schadegeval. Ik taxeer zo’n vier à vijf keer per week.
(…)
Op een vraag of er een register is van Saksisch porselein, antwoord ik dat iedere fabriek een catalogus heeft en dat elk artikel een nummer heeft dat bij de fabriek is op te vragen, of in te zien. Een register is iets anders. Van porselein worden meerdere stukken gemaakt. Als u mij vraagt of ik deze specifieke werken eerder heb getaxeerd, antwoord ik ja, want ik heb stukken als deze op voorraad en meerdere keren verkocht. Al het porselein komt bij mij vandaan. U vraagt mij hoe de waarde wordt bepaald. Er zijn drie waardes: dagwaarde, vervangingswaarde en nieuwwaarde. Verzekeringstechnisch gaat het erom of een stuk op korte termijn is te verkrijgen, en wat het in dat geval kost. Het gaat om vervangingswaarde. Dat is de nieuwwaarde minus slijtage. Ik ga bekijken hoe ernstig iets is beschadigd en hoe exclusief het stuk is. Wat voor [appellant] is getaxeerd, is nog nieuw verkrijgbaar. Dus dan kijk ik naar het nummer van de fabriek en de prijs die daarbij hoort. Verder bekijk ik of het stuk eerder beschadigd is geweest. Ik kan dat zien, bijvoorbeeld door ultraviolet licht en omdat ik het aan de kleur van de scherven kan zien. Een pas gebroken scherf is wit, maar iets wat al eerder is gebroken of gebarsten verkleurt bruin. Als er al oudere breuken zouden zijn geconstateerd door mij, dan zou ik dat zeker in mijn rapport hebben vermeld. Dat doe ik altijd. Ik heb in mijn rapport de vervangingswaarde genoteerd. (…)
Ik geef de stukken na een taxatie altijd mee terug, dus waar ze zijn weet ik niet. Mijn ervaring is dat de schaderegelaar van een verzekeringsmaatschappij het porselein bij de mensen thuis ophaalt en mee neemt. Dat wordt gedaan om te voorkomen dat porselein nog een keer wordt geclaimd. Meestal gaat het zo, dat het wordt vergoed en dat het porselein daarna wordt vernietigd. Soms is het nodig om een contra expertise uit te voeren, en dan heeft de maatschappij het porselein al zodat het niet opnieuw moet worden opgehaald. Ik heb niet de foto’s van [appellant] en zou ook niet weten waarom ik deze foto’s in mijn dossier zou moeten hebben.”.
7.4
De in contra-enquête gehoorde [getuige 4] , tactisch onderzoeker bij een particulier recherchebureau, heeft verklaard, voor zover van belang:

Ik ben werkzaam bij Itek. Ons bureau is door Aegon ingeschakeld voor een onderzoek naar de toedracht met betrekking tot de claim van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] onder zijn AVP. AVP staat voor aansprakelijkheidsverzekering particulieren. De aanleiding was dat er meerdere zaken bij de verzekeraars waren met betrekking tot schade aan porselein door middel van een claim onder zo’n AVP. Voor de duidelijkheid, daarbij ging het niet om deze partijen. Wel was in deze zaak van belang dat het ging om een fors schadebedrag. Mijn toenmalige collega [voormalige collega van getuige 4] heeft gesproken met [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] . Ik ben daarna samen met [voormalige collega van getuige 4] een gesprek aangegaan met [appellant] . Tijdens dat gesprek zijn bij ons vraagtekens ontstaan over de volgende zaken.
Op het formulier dat was ingevuld was een datum doorgekrast of gewijzigd.
Er waren verschillende scenario’s: een val of omstoten.
We hebben meermaals [appellant] verzocht om de geheugenkaart van zijn fototoestel. Hij kon namelijk de foto’s niet tonen op dat toestel maar wel op zijn laptop waarbij de foto’s van die geheugenkaart wel op zijn laptop stonden maar de foto’s van het gebroken porselein juist ontbraken. We hebben [appellant] uitgelegd dat het mogelijk is een onderzoek te doen naar de geheugenkaart.
Er was onduidelijkheid over het tijdstip waarop de opdracht is gegeven aan de [kunsthandel] Kunsthandel en wanneer [appellant] daarover contact had opgenomen met dat bedrijf. Ook van de [kunsthandel] Kunsthandel kregen wij daarover wisselende informatie. Er zou eerst zijn gebeld en daarna kon pas een afspraak worden gemaakt en later kregen we van de [kunsthandel] Kunsthandel bericht dat er toch dezelfde dag contact al zou zijn geweest. De [kunsthandel] Kunsthandel kon niet exact vaststellen wanneer er precies voor het eerst contact was opgenomen. Pas in een later stadium kregen wij per e-mail van de [kunsthandel] Kunsthandel te horen hoe dat zou zijn gegaan met een Cc naar [appellant] . (…) Wij hebben [appellant] gevraagd naar zijn telefoontoestel om dat toestel te onderzoeken op het tijdstip waarop hij telefonisch contact had gezocht met de [kunsthandel] Kunsthandel. Wij hebben [appellant] meermaals daarom verzocht en uiteindelijk wilde hij daaraan geen medewerking verlenen op advies van zijn advocaat.
Ik heb voorafgaand aan dit verhoor mijn dossier geraadpleegd en daarin is veel gedocumenteerd en daardoor kwam er ook veel in mijn herinnering naar boven.
Bij een claim van dit soort porselein zit eigenlijk altijd een taxatie van de [kunsthandel] Kunsthandel. Wat wij dan doen is dat wij dat door een andere taxateur opnieuw laten taxeren. Dat is in dit geval ook gebeurd, zij het in een later stadium en daarvan heb ik een geanonimiseerd rapport meegenomen. Ik hoor u zeggen dat u dit rapport aan dit proces-verbaal zult hechten. Onze taxateur wil niet dat zijn naam wordt genoemd uit angst voor represailles. Hij heeft medegedeeld wel als getuige gehoord te willen worden maar alleen als ook dat anoniem kan. Mijn collega [voormalige collega van getuige 4] heeft destijds het gebroken porselein meegenomen. Wij hebben met dat porselein een reconstructie gehouden en de stukken hebben wij aan deze onafhankelijke taxateur ter beschikking gesteld. De stukken die wij hadden meegekregen pasten bij de foto die wij hadden meegekregen. Over die foto merk ik het volgende op. [appellant] heeft ons destijds een print gegeven van een foto die volgens hem stond op de geheugenkaart van zijn fototoestel. Ik heb hier een afdruk in mijn dossier liggen en die stel ik u ter beschikking. Ik hoor u zeggen dat u deze aan het proces-verbaal zult hechten. Hij vertelde ons dat hij deze print had laten maken bij een fotowinkel. Op de lijst waarop hij zijn schade claimde stonden twee stukken meer dan op foto’s van de [kunsthandel] Kunsthandel zichtbaar was. Ik raadpleeg even het rapport van onze taxateur zodat ik u kan vertellen om welke twee stukken het gaat. Het gaat dan om foto nummer 9 en foto nummer 2 van het rapport van de [kunsthandel] Kunsthandel. Van foto nummer 5 was een groot deel van de kaarsenhouders niet aanwezig en van beeld nummer 6 was alleen de bovenschaal van het tafelstuk aanwezig. Ik merk daarover op dat dit volgens mij correspondeert met de opmerking die [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] had gemaakt dat het wel erg veel was wat er op de lijst stond. Over de print van de foto wil ik nog opmerken dat wij destijds de fotograaf hebben bezocht en die vertelde ons dat hij dergelijk fotopapier inderdaad gebruikte maar dat hij in zijn administratie niets voorhanden had waarmee wij konden terugvinden of [appellant] inderdaad bij hem was langs geweest en belangrijker gegevens waarmee wij de datum van vervaardiging van de foto konden controleren. Om deze reden was het voor ons des te meer van belang om die geheugenkaart zelf te gaan controleren.
Over de door ons uitgevoerde taxatie kan ik nog opmerken dat onze deskundige taxateur/antiquair is, maar hij is geen beëdigde taxateur. Hij onderzoekt ook de vervangingswaarde en dat doet hij door daaraan een minimum- en een maximumwaarde vast te stellen door een onderzoek op Marktplaats/Ebay en dergelijke meer.
Wij hebben in 2014 een soortgelijk voorval aan de hand gehad. Ook daarin ging het om een AVP-verzekerde die schade claimde aan porselein. Uit onderzoek bleek dat het porselein dat in 2014 zou zijn beschadigd eerder in 2010 door een ander familielid al als beschadigd was opgegeven. In beide zaken was er een taxatie uitgevoerd door de [kunsthandel] Kunsthandel en het ging daarbij volgens ons onderzoek om identieke stukken. In het rapport van de [kunsthandel] Kunsthandel was de omschrijving van de stukken een klein beetje anders en ook de waarde toekenning was anders. Ik heb ook daarvan een deel van een rapport meegenomen en ik hoor u zeggen dat u ook dit stuk aan dit proces-verbaal zult hechten. Ook de desbetreffende stukken van de [kunsthandel] Kunsthandel. Ik heb gelezen dat [getuige 3] heeft verklaard dat hij de breukranden op ouderdom kan beoordelen. Als hij dat zo doet dan had hij moeten zien dat het om oude breuken ging.
Ik wil nog opmerken dat voor het geval er zou worden gezegd dat wij twee stukken kwijt zouden hebben gemaakt dat dat niet juist is om de volgende reden. Als wij de stukken die wij in beslag hebben genomen vergelijken met de print van de foto dan komt dat overeen met elkaar. Op de lijst waarop de schade wordt geclaimd staan twee extra stukken. Onze taxateur heeft dat geconstateerd.
Samenvattend over de digitale gegevens kan ik nog opmerken dat wij de telefoon wilden hebben om te kunnen controleren wanneer contact is opgenomen met de [kunsthandel] Kunsthandel en dat wij de geheugenkaart van het fototoestel wilden hebben om te controleren wanneer de foto is gemaakt. Wij hebben geen van beiden van [appellant] gekregen ondanks herhaald verzoek daartoe en ondanks uitleg waarom deze gegevens noodzakelijk waren.”.
7.5
Het hof stelt allereerst voorop dat op het door [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] op 31 augustus 2011 ondertekende schade-aangifte-formulier onder “Gegevens beschadigde en/of verloren goederen” de volgende voorwerpen zijn vermeld (zie sub j van rov. 4.1 van het tussenarrest):
grote vaas
schemerlampen
Melkvrouwtje + diverse
andere stukken porselein”
[appellant] heeft wat de hiervoor genoemde geïndividualiseerde voorwerpen 1), 2) en 3) betreft verklaard dat gebroken zijn een nogal grote vaas, een lamp en een melkvrouwtje. Hij heeft verder verklaard dat de vaas is te zien op de foto’s 11 tot en met 14, dat de houthakkerslamp is te zien op de foto’s 1 en 2 en het melkvrouwtje op foto 9. Hij heeft niet verklaard dat de voorwerpen op de foto’s 4, 6 en 7 ook door de val beschadigde voorwerpen betreffen.
Zijn echtgenote [getuige 1] heeft wat de genoemde voorwerpen 1), 2) en 3) betreft verklaard dat gebroken waren schemerlampen, vazen en een melkmeisje. Zij heeft verder nog verklaard dat er een groep was beschadigd en zij heeft op de foto’s bij het taxatierapport (productie 2 inleidende dagvaarding) de stukken herkend, waarbij zij nog concreet bij fotonummer 8 heeft aangewezen “
waar nog een dingetje aan zat.”.
[geïntimeerde inzake 200.132.050_01] heeft als getuige gehoord alleen een vaas als concreet stuk genoemd, waarbij hij heeft verklaard dat die vaas op andere porseleinen stukken viel. Hij weet niet hoeveel stukken beschadigd zijn geraakt noch heeft hij andere voorwerpen concreet benoemd, met dien verstande dat het hof geen reden ziet om de inhoud van het door [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] op 31 augustus 2011 ondertekende schade-aangifte-formulier buiten beschouwing te laten.
Geen van de andere gehoorde getuigen heeft ter plekke en voldoende kort na het ongeval gezien welke stukken waren beschadigd, zodat het hof aan die verklaringen geen betekenis toekent bij de beantwoording van de vraag welke stukken beschadigd zijn bij de val van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] .
[appellant] heeft niets verklaard over de stukken op de foto’s 4 (probandum sub d), 6 (probandum sub f) en 7 (probandum sub g) Zijn echtgenote heeft alleen in abstracto verklaard alle stukken te herkennnen. Haar verklaring zal het hof met behoedzaamheid gebruiken. Niet alleen is haar verklaring totdat zij met de foto’s is geconfronteerd tamelijk abstract, maar zij verklaart ook dat er vazen zijn vernield, terwijl in de hiervoor genoemde opsomming melding wordt gemaakt van één vaas. Het hof acht daarom haar abstracte verklaring dat zij alle stukken herkent terwijl zij slechts enkele stukken concreet benoemt, te weinig om tot de conclusie te kunnen komen dat alle stukken a tot en met k zoals genoemd in de bewijsopdracht bij de val zijn beschadigd. Met de drie genoemde getuigenverklaringen en het door [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] ondertekende schade-aangifte-formulier, in onderling verband en samenhang bezien, is wel voldoende aannemelijk gemaakt dat door de val van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] zijn beschadigd:
a. een Saksisch porseleinen schemerlamp met Spitzen porselein, 42 cmh;
b. een Saksisch porseleinen schemerlamp met Spitzen porselein, 38 cmh;
c. een Saksisch porseleinen figuur, dame schelp heup, 25 cmh;
e. een Saksisch porseleinen kandelaar met 5 kaars, 58 cmh;
h. een Saksisch porseleinen schaal met kinderen, 34x18cm;
i. een Saksisch porseleinen groep met figuren, 24x20x30 cm;
j. een Saksisch porseleinen groep met figuren, draagkoets, 2 paarden 51x16x33 cm;
k. een Saksisch porseleinen potpourri vaas, 3 delen, 90 cmh.
Het enkele feit dat [appellant] en zijn vrouw belang hebben is te weinig om hun verklaringen als verklaringen van niet onafhankelijke getuigen te diskwalificeren. Bij valpartijen als de onderhavige in een woonruimte, zullen niet vaak mensen aanwezig zijn die volstrekt onafhankelijk zijn.
verder in het voorwaardelijk incidenteel appel in zaak 200.132.050/01
7.6.1
[geïntimeerde inzake 200.132.050_01] heeft zijn incidenteel appel ingesteld voor zover enige vordering van [appellant] mocht worden toegewezen. Bij toewijzing van enige vordering van [appellant] vordert [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] in zijn voorwaardelijk hoger beroep – samengevat – dat [appellant] wordt veroordeeld om binnen vijf dagen na de betekening van het vonnis aan Aegon de telefoongegevens en geheugenkaart van het digitale fototoestel te verstrekken en dat [appellant] wordt veroordeeld om binnen vijf dagen na de betekening van het vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan al hetgeen nodig is om de schadeclaim te onderzoeken. Nu het hof hiervoor heeft geoordeeld dat bewezen is dat een aantal voorwerpen zijn vernield, zal in elk geval enig deel van het door [appellant] gevorderde worden toegewezen. Het hof zal daarom nu allereerst oordelen over het voorwaardelijk incidenteel appel.
7.6.2
Dit voorwaardelijk appel heeft alleen betrekking op de bewijsmiddelen ter zake het onderhavige probandum die partijen over en weer hebben kunnen inbrengen in het kader van de aan [appellant] gegeven bewijsopdracht. Dit betekent dat [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] in het kader van de contra-enquête de gelegenheid heeft gehad en ook pogingen had moeten ondernemen om deze bewijsmiddelen (de telefoongegevens en de geheugenkaart) in het geding te brengen. [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] had in het kader van het probandum de gelegenheid om alle volgens hem noodzakelijke bewijsmiddelen te vergaren. Minst genomen had [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] hierover [appellant] als getuige kunnen doen horen, hetgeen hij heeft nagelaten. Honorering op dit moment van zijn voorwaardelijk incidenteel appel zou strijd opleveren met een goede procesorde. Toewijzing zou immers betekenen dat, terwijl in elk geval gedeeltelijk ten gunste van [appellant] is geoordeeld over het in enquête en contra-enquête voorgebrachte bewijs, [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] zou worden toegelaten om opnieuw bewijsmiddelen in te brengen die alleen betrekking hebben op de in het tussenarrest van 20 oktober 2015 gegeven bewijsopdracht en op de reeds door het hof gegeven oordelen over de na de gegeven bewijsopdracht in het geding gebrachte bewijsmiddelen. De eis dat een procedure voldoende voortvarend wordt gevoerd en dat slechts één keer in een instantie wordt geoordeeld over het naar aanleiding van een bewijsopdracht voorgebrachte bewijs, brengt met zich dat [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] in het kader van de contra-enquête stappen had moeten ondernemen die hadden kunnen leiden tot veroordeling van [appellant] om zijn telefoongegevens en de geheugenkaart in het geding te brengen. Het hof wijst erop dat reeds in rov. 4.6.3 van het tussenarrest is geoordeeld dat het aan partijen is om te beslissen welk bewijs zij in de procedure willen inbrengen. De vordering van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] in het voorwaardelijk incidenteel appel wordt dan ook afgewezen.
verder in het principaal appel in zaak 200.132.050/01
7.7
Partijen hebben verder nog verschil van mening over de waarde van de betreffende voorwerpen.
[appellant] heeft van geen van de voorwerpen een aankoopnota overgelegd. Hij heeft wel verklaard dat alle porselein van [taxatiebureau/kunsthandel] komt en dat alles daar is gekocht. De door [appellant] afgelegde verklaring omtrent de waarde van de voorwerpen is grof. Volgens hem is de vaas tussen de 15.000 en 20.000 tot 24.000 euro waard, maar denkt hij tussen de 12.000 en de 17.000 gulden voor die vaas te hebben betaald. Hij schat het melkvrouwtje tussen de 1600 en 2000, de groene bak tussen de 600 a 800, het napoleonstuk tussen de 1600 en 2000, de lamp heeft hij gezien voor ongeveer 1400, maar die kostte eerst 3200 en is omhoog gegaan naar 3800 en de houthakkerslamp kost tussen de 3200 en 3800. De waardeschattingen van [appellant] acht het hof niet zeer betrouwbaar. Waar hij van geen enkel stuk kennelijk kan verklaren hoeveel hij er voor heeft betaald, acht het hof het niet geloofwaardig dat hij de prijzen van deze stukken weet omdat hij hiernaar kijkt als hij door de winkel loopt als hij af ten toe wat bijkoopt.
De getuige [getuige 3] , werkzaam bij [taxatiebureau/kunsthandel] , heeft verklaard op welke wijze hij heeft getaxeerd. Bij een en ander is geen enkel objectief stuk overgelegd. Zo is bijvoorbeeld niet overgelegd een fabriekscatalogus, met vermelding van de koopprijs van de stukken, terwijl [getuige 3] wel heeft verklaard dat wat voor [appellant] is getaxeerd, nog nieuw verkrijgbaar is. Een verklaring voor de waardestijging van bijvoorbeeld de vaas die volgens [appellant] is gekocht voor tusssen de fl. 12.000,- en fl. 17.000,- (fl. 17.000,- is ongeveer € 7.727,-) maar nu € 23.250,- waard zou zijn, is niet gegeven. Dat is alleen al bijzonder omdat [getuige 3] wel heeft gesproken over slijtage van deze porseleinen voorwerpen waardoor zij minder waard worden. Al met al hecht het hof, juist bij gebreke van objectieve bewijsmiddelen als aankoopnota’s zijdens [appellant] en/of [getuige 3] en/of een fabriekscatalogus en/of een verklaring waarmee de enorme waardestijging van in elk geval de vaas kan worden verklaard en/of afschrijvingsberekeningen per voorwerp, nauwelijks enige bewijskracht aan de waardebepalingen die door [taxatiebureau/kunsthandel] zijn gedaan zoals deze zijn vermeld in productie 2 inleidende dagvaarding.
[geïntimeerde inzake 200.132.050_01] heeft zijnerzijds ook een taxatierapport ingebracht. Het is een anoniem rapport, dat alleen al daarom uiterst behoedzaam zou moeten worden gebruikt. Nu [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] dit rapport heeft ingebracht, kan er wel van worden uitgegaan dat [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] vindt dat de voorwerpen in elk geval de waarde hebben die in dat rapport aan de voorwerpen is toegekend. Bij gebreke van andere voldoende overtuigende bewijsmiddelen zal het hof dan ook aan de voorwerpen de waarde toekennen die in dat anoniem rapport telkens aan dat betreffende voorwerp bij koop op een veiling of bij een antiquair is gegeven. Het hof zal hierbij uitgaan van de maximale waarde die telkens is vermeld.
Dit betekent dat aan de Saksisch porseleinen schemerlamp met Spitzen porselein (a) een waarde wordt toegekend van € 600,-, aan de Saksisch porseleinen schemerlamp met Spitzen porselein (b) € 600,-, aan de Saksisch porseleinen figuur, dame schelp heup (c) € 400,-, aan de Saksisch porseleinen kandelaar met 5 kaars € € 850,- aan de Saksisch porseleinen schaal met kinderen (h) € 300,-, aan de Saksisch porseleinen groep met figuren (i) € 750,- aan de Saksisch porseleinen groep met figuren, draagkoets, 2 paarden (j) € 1.100,- en aan de Saksisch porseleinen potpourri vaas, 3 delen (k) € 4.000,-. Dit betekent dat in totaal een bedrag van € 8.600,- zal worden toegewezen wegens schade aan de voorwerpen.
7.8
[appellant] heeft verder nog gevorderd dat [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] moet worden veroordeeld om aan hem te betalen € 1.600,-, zijnde de nota van het taxatierapport van De Haagsche Kunsthandel (dus van [taxatiebureau/kunsthandel] ). [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] is van mening dat die kosten niet kunnen worden toegewezen omdat hij niet bij de opstelling van het rapport betrokken is geweest noch heeft hij (of Aegon) een opdracht daartoe gegeven noch waren die kosten noodzakelijk (nrs. 47 en 50 memorie van antwoord en nr. 31 conclusie van antwoord).
Het hof begrijpt dat [appellant] deze kosten vordert op grond van art. 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW. Uit het vorenstaande blijkt dat door de val van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] verschillende porseleinen voorwerpen zijn vernield, en dus getaxeerd moesten worden, waarmee een taxatierapport noodzakelijk was. Voor toewijzing van een op art. 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW gebaseerde vordering is niet vereist dat de tegenpartij bij een en ander betrokken is geweest noch dat de tegenpartij (mede) opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden die ten grondslag zijn gelegd aan de vordering tot vergoeding van die kosten. Nu ter zake deze kosten geen overige verweren zijn gevoerd, liggen die kosten voor toewijzing gereed.
7.9
Gelet op al het vorenstaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. De vordering in conventie moet worden toegewezen zoals hierna is bepaald. De vordering in voorwaardelijke reconventie moet worden afgewezen. [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] heeft als overwegend in het ongelijk gesteld te gelden, en zal daarom worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en van dit hoger beroep, waarbij de kosten advocaat zullen worden begroot aan hand van de in dit hoger beroep toegewezen hoofdsom.
In het hoger beroep in zaak 200.139.185/01:
7.1
Het hof heeft in deze zaak in het tussenarrest van 20 oktober 2015 de zaak verwezen voor akte uitlating stand van zaken in de hoofdprocedure 200.132.050/01. Uit het vorenstaande blijkt dat in die hoofdprocedure het hof bij dit arrest einduitspraak doet.
Aegon heeft in haar memorie van antwoord in nr. 11 aangevoerd dat als het hof in de hoofdzaak tussen [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] en [appellant] ondanks de door I-Tek geconstateerde punten van oordeel is dat zonder nader onderzoek [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] jegens [appellant] aansprakelijk is anders dan op grond van een erkenning van aansprakelijkheid en gehouden is (enige) schade aan [appellant] te vergoeden, en er geen sprake is van enscenering, Aegon dekking moet verlenen.
Het hof begrijpt deze opmerking voorshands zo dat, gelet op het in de hoofdzaak bij dit arrest gegeven eindoordeel, Aegon de grieven en vordering van [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] niet langer bestrijdt. Het is echter niet onmogelijk dat Aegon met de woorden “zonder nader onderzoek” (ook) heeft bedoeld zonder nader getuigenverhoor in de hoofdzaak. In die hoofdzaak heeft het hof echter wel getuigen gehoord. Het hof zal Aegon dan ook in staat stellen om zich hierover nader uit laten zoals hierna in het dictum is bepaald. [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] mag een antwoordakte nemen.
7.11
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

8.De uitspraak

Het hof:
in het principaal en voorwaardelijk incidenteel appel in de zaak 200.132.050/01:
vernietigt het vonnis in de hoofdzaak van 3 juli 2013 waarvan beroep en doet opnieuw recht als volgt:
veroordeelt [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [appellant] te voldoen € 10.200,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] in de aan de zijde van [appellant] gerezen kosten van de procedure, in eerste aanleg begroot op € 821,- aan griffierecht, € 90,64 kosten betekening dagvaarding en € 1.356,- aan salaris advocaat en in dit principaal en incidenteel hoger beroep begroot op € 94,79 kosten betekening dagvaarding, € 683,- aan griffierecht en op € 2.682,- aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders door [appellant] en [geïntimeerde inzake 200.132.050_01] gevorderde;
verklaart de hiervoor gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in het appel in de zaak 200.139.185/01:
stelt Aegon in staat zich bij akte ter rolle, te nemen op 21 maart 2017, uit te laten over de vraag of zij, gelet op het in de hoofdzaak met nummer 200.132.050/01 gegeven eindoordeel, de grieven en de vordering van [appellant inzake 200.139.185_01] nog bestrijdt;
stelt [appellant inzake 200.139.185_01] in staat om twee weken nadat Aegon genoemde akte heeft genomen, een antwoordakte te nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, J.R. Sijmonsma en J.H.C. Schouten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 maart 2017.
griffier rolraadsheer