Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 september 2016;
- de brief van de GI d.d. 2 januari 2017.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kind is verlengd. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. ing. J.G. van Ek, heeft verzocht om de beschikking te vernietigen en de uithuisplaatsing te beëindigen. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, hierna de GI, heeft verzocht om de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 februari 2017, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming was niet ter zitting aanwezig.
De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder alleen belast is met het gezag over haar kind, dat sinds 2008 onder toezicht staat van de GI. De uithuisplaatsing is sinds 2015 aan de gang en de rechtbank heeft deze in september 2016 verlengd tot september 2017. De moeder betwist de noodzaak van de uithuisplaatsing en stelt dat de problemen van haar kind vooral door de vader zijn veroorzaakt. De GI daarentegen stelt dat de moeder niet over de benodigde opvoedvaardigheden beschikt en dat het toekomstperspectief van het kind beter ligt in een pleeggezin.
Het hof oordeelt dat de wettelijke vereisten voor de uithuisplaatsing nog steeds zijn vervuld. De moeder heeft erkend dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor haar kind, dat speciale zorg en structuur nodig heeft. Het hof concludeert dat de moeder, gezien haar persoonlijke problematiek, niet in staat is om de benodigde omgeving te bieden. Daarom wordt de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, en het verzoek van de moeder om de uithuisplaatsing te beëindigen wordt afgewezen.