Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2016;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 december 2016;
- de op 25 januari 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
3.De beoordeling
Uit dienst 29-02-2016”. Aan hem zijn alleen de gewerkte uren over die maand uitbetaald.
“(…)
Mijn cliënte is formeel werkgeefster van de heer [appellant] .
-
in de voorlopige voorzieningenprocedure(art. 223 Rv): [verweerster] te veroordelen om vanaf mei 2016 maandelijks een voorschot te betalen van € 1.500,00 bruto;
in de hoofdzaak:
in de voorlopige voorzieningenprocedure: het verzoek van [appellant] afgewezen, en
in de hoofdzaak: [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken.
is in de proceskosten aan de zijde van [verweerster] veroordeeld.
Het hof verstaat de omvang van het hoger beroep daarom aldus – en zo heeft ook [verweerster] de omvang van het hoger beroep verstaan – dat [appellant] deze beslissing niet bestrijdt. Het geding in hoger beroep beperkt zich aldus tot de beslissing in de hoofdzaak.
tot en met 24 april 2016.