Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011, waarbij de inspecteur specifieke zorgkosten niet had geaccepteerd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.876, met een heffingsrente van € 56. Na bezwaar werd de aanslag verminderd tot € 20.876 en de heffingsrente tot € 36. Belanghebbende stelde dat hij recht had op aftrek van specifieke zorgkosten, waaronder uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zijn werkelijke vervoerskosten hoger waren dan door de inspecteur was vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten voor het griffierecht werden niet vergoed.